Lezen blok 1 1BK

Lezen - Blok 1
1KT
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Lezen - Blok 1
1KT

Slide 1 - Diapositive

Wat wil de schrijver bereiken
met een advertentie?
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 2 - Quiz

Wat wil een schrijver bereiken
met een gedicht?
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 3 - Quiz

Theorie (leesdoel en tekstdoel)
Als je een tekst leest, heb je daar een bedoeling mee. Bijvoorbeeld:

Je leest een stripboek om plezier te hebben.

Je bekijkt je lesrooster om te weten in welk lokaal je moet zijn.

De bedoeling van de lezer noem je het leesdoel. De schrijver van een tekst houdt rekening met het leesdoel. Hij heeft zelf ook een bedoeling met zijn tekst. Dat is het tekstdoel. Dit doel past bij het leesdoel dat jij hebt. Als je het tekstdoel kent, kun je de tekst beter begrijpen.

Slide 4 - Diapositive

Noem de drie tekstdoelen.
Nummer ze.

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Vidéo

Theorie (tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen)
Tekstdoel = bedoeling van de schrijver met zijn tekst.
De tekstsoort hoort daarbij. De tekstvorm kan veranderen.
Tekstdoelen
Tekstsoorten
Tekstvormen
informeren
informerende tekst
verslag,  nieuwsbericht, tijdschriftartikel, enz.
overhalen
aansporende tekst
reclametekst, folder, enz.
amuseren
activerende tekst
stripverhaal, gedicht, songtekst
Ezelsbruggetje
Zo haal je 'tekstsoort' en 'tekstvorm' niet meer door elkaar:
'tekstVorm' heeft een V in zich, die staat voor 'voorbeeld'!
Belangrijk!
Een tekst kan meer tekstdoelen hebben maar er is altijd één tekstdoel het belangrijkst

Slide 7 - Diapositive

Welke tekstsoort heeft
als tekstdoel 'overhalen'?

Slide 8 - Question ouverte

Tekstdoel
Tekstsoort
Tekstvorm
aansporen
amuseren
amuserende tekst
aansporende tekst
informeren
informerende tekst
krantenartikel
advertentie
stripverhaal

Slide 9 - Question de remorquage

Noem alle tekstdoelen,
tekstsoorten en tekstvormen
die je kent

Slide 10 - Carte mentale

Wat is het ezelsbruggetje om het verschil tussen tekstvorm en tekstsoort te onthouden?

Slide 11 - Question ouverte

Theorie (publiek)
De lezers zijn het publiek van de schrijver.

Je hebt verschillende soorten publiek:
  • Breed publiek (vaak een algemeen onderwerp)
  • Kleiner publiek (dat een bepaald onderwerp interessant vindt) 
  • Een persoon of een kleine groep personen (bijvoorbeeld een vriendin of een mentor

Slide 12 - Diapositive

Welke drie soorten publiek heb je?

Slide 13 - Question ouverte

En nu werken jullie!

Slide 14 - Diapositive