Par. 8.1. De Europese Unie

Welkom! 
Dit is een digitale les die je zelfstandig door kunt komen. In deze les zitten filmpjes, dia's met uitleg en enkele quizvragen die aansluiten op de uitleg.

Veel succes!
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom! 
Dit is een digitale les die je zelfstandig door kunt komen. In deze les zitten filmpjes, dia's met uitleg en enkele quizvragen die aansluiten op de uitleg.

Veel succes!

Slide 1 - Diapositive

Opbouw les
  1. Herhaling 7.5 met quizvragen
  2. Dia's met korte filmpjes en uitleg (tekst)
  3. quizvragen 8.1 over de filmpjes + dia's met uitleg voor check leerdoelen
  4. Wat ga je nu doen?

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen 8.1


Deze staan op de volgende dia!

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Herhalen 
Je gaat nu een aantal herhalingsvragen van 7.5 krijgen. 

Ben je in staat om deze vragen zo goed mogelijk te beantwoorden?

Kracht zit in de herhaling!

Slide 5 - Diapositive

Een ander woord voor multiculturele samenleving is:
A
Etnische diversiteit
B
Pluriforme samenleving
C
Sociale betrokkenheid
D
Sociale samenhang

Slide 6 - Quiz

Als groepen mensen in de samenleving gescheiden van elkaar leven noemen we dat.....
A
Segregatie
B
Binnenlandse migratie
C
Integratie
D
Migratie

Slide 7 - Quiz

Welk begrip hoort bij de ontwikkeling die zichtbaar is in de afbeelding?

Slide 8 - Question ouverte

Als de ontkerkelijking toeneemt, neemt de participatie van de burgers af.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

In steden kennen wijkbewoners elkaar vaak alleen nog maar van gezicht. Mensen voelen zich steeds minder met elkaar en hun woonplaats verbonden. In de stad is de [1] dan ook vaak kleiner dan op het platteland. Mensen zorgen niet meer goed voor elkaar en doen ook minder vaak mee met activiteiten in de wijk. Je zegt ook wel dat de betrokkenheid en de [2] van mensen afneemt. Een gevaar hiervan is dat mensen met verschillende identiteiten elkaar niet meer leren kennen en daardoor niet goed met elkaar kunnen samenleven: [3] lukt dan niet zo goed.
A
1 = segregatie; 2 = integratie; 3 = participatie
B
1 = participatie; 2 = sociale samenhang; 3 = integratie
C
1 = sociale samenhang; 2 = participatie; 3 = integratie
D
1 = sociale samenhang; 2 = ontkerkelijking; 3 = sociale samenhang

Slide 10 - Quiz

In een wijk in een grote stad wonen verschillende groepen mensen met verschillende identiteiten goed samen. Er zijn geen problemen. Mensen respecteren elkaar.
A
Tolerantie
B
Participatie
C
Segregatie
D
ontkerkelijking

Slide 11 - Quiz

Om de sociale samenhang te verbeteren, moet de leefbaarheid verbeterd worden. Op welke drie manieren kan dat?

Slide 12 - Question ouverte

In dorpen, steden en buurten waar sprake is van een pluriforme samenleving, is vaker sprake van 'schildpadgedrag'. Waarom?

Slide 13 - Question ouverte

Integratie of segregatie
A
Integratie
B
Segregatie

Slide 14 - Quiz

En nu...?
Vond je het lastig en maakte je veel fouten?
  1. Bekijk nogmaals de uitlegfilmpjes (volgende slides) en lees paragraaf 7.1 en 7.3 goed door. Ga hierna door met de presentatie.
  2. Laat het mij weten, dan kan ik je helpen met de inhoud van de paragraaf. Mailen mag natuurlijk altijd!

Ging het goed en snapte je het?
  1. Lees 7.3 nogmaals goed door en ga verder met de presentatie. 

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Uitleg 8.1
Voor deze paragraaf ga je een aantal (zeer) korte filmpjes kijken en dia's met uitleg bekijken. 
Soms zie je een rood icoontje met een '?'. Hier kun je op klikken voor extra uitleg.
Tip: Markeer in je leerboek de belangrijkste onderdelen. Het is heel belangrijk dat je weet hoe de huidige EU tot stand is gekomen en hoe de EU bestuurt wordt (wat zijn de verschillende taken?). Hier extra aandacht voor. 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Om te starten moesten de Europese vijanden Frankrijk en Duitsland bij elkaar worden gebracht.
Nederland, Belgie, Luxemburg, West - Duitsland, Italie en Frankrijk.

Dit is het startsein voor een steeds verder doorgevoerde Europese integratie. 

Slide 19 - Diapositive

1951 : Oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. (EGKS). Dit is het beginpunt van de Europese Unie zoals we die nu kennen.

Doel EGKS: met de samenwerkende landen de productie van kolen en staal (grondstoffen voor wapens) controleren om oorlog te voorkomen.

Slide 20 - Diapositive

De volgende stap tot samenwerking was de oprichting in 1957 van de Europese Economische Gemeenschap. De landen van de EEG wilden met elkaar samenwerken op het gebied van handel en industrie. Dit vergrootte de markt en versterkte de concurrentie-positie met de V.S. en Japan.
 

Slide 21 - Diapositive


In 1992 werd besloten tot de oprichting van de Europese Unie (EU). Landen spraken dit af door het Verdrag van Maastricht te tekenen in 1992. 

Naast de uitbreiding van de samenwerking op het gebied van handel, gaan ze onder andere ook op het gebied van millieu samenwerken. Hiervoor moet je dus ook politiek samenwerken!

Slide 22 - Diapositive

De Europese Unie.

Binnen de unie is er één markt. Burgers  van de lidstaten (27 landen) kunnen binnen de EU  vrij reizen (Verdrag van Schengen). 

Ook kunnen burgers vrij wonen, studeren en werken in de lidstaten. Bedrijven uit lidstaten kunnen zich overal vestigen en hoeven geen invoerbelasting te betalen.  
Een aantal landen wilde zelfs zo ver gaan om een gezamelijke munt in te voeren: de Euro.
Schengen
Verdrag van Schengen is een afspraak tussen een aantal Europese landen om het vrije verkeer van personen mogelijk te maken. Als je van Nederland naar België wil, hoef je aan de grens niet meer langs een paspoortcontrole. Dit geldt ook op het vliegveld. 
Invoerbelasting
Als Duitsland iets wilde verkopen aan Nederland, moest Duitsland daarover belasting aan Nederland betalen: invoerbelasting of importheffing. Nu landen binnen de EU met elkaar samenwerken, zijn deze belastingen afgeschaft. Hierdoor wordt handelen gemakkelijker en goedkoper!

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Eurozone
De landen waarin de euro de het wettige betaalmiddel is. Hierdoor kun je makkelijker prijzen vergelijken en hoef je geen geld te wisselen. 
Niet alle landen in de EU hebben de Euro.
Sinds 2015 bestaat de Eurozone uit 15 landen.

Slide 25 - Diapositive

Hoe werkt de Europese Unie?

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo


Regeringsleiders (voor NL Mark Rutte) en staatshoofden van alle lidstaten samen bepalen de beleidslijnen.

4 keer per jaar een Europese Top.

Extra 'toppen' over crisiszaken:
bootvluchtelingen, millieu
 
       Charles Michel voorzitter
Europese Raad

Slide 28 - Diapositive

Europese Commissie

  • Dagelijks bestuur, soort regering. Europese Commisie maakt voorstellen voor wetten.  De Europese commissie  controleert ook of alle EU - landen die wetten invoeren. 
  • Bestaat uit 28 commissarissen (vergelijkbaar met onze ministers).  Uit elke lidstaat komt  een Eurocommissaris. Voor Nederland is dit Frans Timmermans.
  • Elke Eurocommissaris is verantwoordelijk voor een beleidsterrein (een thema): defensie, klimaat, begroting etc. 

Slide 29 - Diapositive

Raad van de Europese Unie
  • Bestaat uit ministers van alle lidstaten.
  • De samenstelling van de Raad is afhankelijk van het onderwerp dat besproken wordt. 
  • Is het thema onderwijs , komen de ministers van onderwijs uit alle EU-landen bijelkaar. 
  • Zo behartigen de ministers het belang van het eigen land.
  • Bepalen het beleid van de Europese Commissie.

Slide 30 - Diapositive

Europees Parlement


  • Het Europees Parlement bestaat uit 751 leden. Ze worden iedere vijf jaar door de burgers van de lidstaten gekozen. Hoe meer inwoners een lidstaat heeft, hoe meer zetels (stoelen) dat land heeft in het Europees Parlement. 
  • Het Parlement beslist over de wetsvoorstellen van de Europese Commissie.

Slide 31 - Diapositive

Voordelen EU voor NL
  1. Vrede en stabiliteit in Europa.
  2. Als Unie sta je sterker tegen andere landen dan als land alleen, kun je klimaatproblemen (grensoverschrijdend probleem) beter aanpakken.
  3. Bedrijven kunnen gemakkelijker handel voeren (NL is handelsland).
  4. Je kunt gemakkelijker reizen en studeren in andere landen.
  5. EU heeft gezorgd voor meer welvaart.
  6. Praktische voordelen: door met de Euro te betalen hoeven we geen geld meer te wisselen.

Slide 32 - Diapositive

Nadelen EU voor NL
  1. Nederland is deel zijn soevereiniteit kwijt.
  2. Nederland is een nettobetaler aan de EU. 
  3. Doordat we met de Euro betalen kunnen we niet meer zelf beslissen wat we met de waarde van de munt doen. 
Soevereiniteit
Een land is soeverein wanneer het bestuur (in Nederland de regering) van het land of een koninkrijk de wetten en regels bepalen binnen de grenzen van dat land of koninkrijk. Voorbeeld: Duitse wetten gelden niet in Nederland, wij hebben onze eigen wetten en de regering mag deze wetten 'zelf' bepalen. 
Nederland moet zich houden aan Europese afspraken en is dus niet altijd de baas over de eigen wetten en regels: die moeten voldaan aan de regels en wetten van de EU.
Nettobetaler
Nederland moest in 2018 7,9 miljard Euro betalen aan de Europese Unie. Nederland kreeg 1,1 miljard Euro terug. Nederland betaald dus meer aan de EU dan dat het terugkrijgt (nettobetaler). Echter, Nederland verdient wel veel met de handel die door de EU makkelijker gaat. We verdienen dus veel geld terug!

Slide 33 - Diapositive

Check: kun je deze vragen over 8.1 nu beantwoorden?

Slide 34 - Diapositive

Europese Commissie
Raad van de EU
Europees Parlement
Bestaat uit ministers van een bepaald onderwerp, beslist over voorstellen van de Commissie
Regering van Europa
Controleert of de Europese Commissie haar werk goed doet

Slide 35 - Question de remorquage

Alle Europese landen waarnaar je zonder paspoortcontrole kunt reizen
A
Mainport
B
Europese unie
C
Schengenlanden
D
Infrastructuur

Slide 36 - Quiz

In welk jaar werd de Europese Unie (EU) opgericht?
A
1956
B
1993
C
1995
D
2002

Slide 37 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Belasting die een land heft op goederen die worden geïmporteerd.
A
Subsidies
B
Vestigingsplaatsvoordelen
C
Ruilvoetverslechtering
D
Importheffing

Slide 38 - Quiz

welke Europese gemeenschap werd als eerst opgericht ?
A
EGKS
B
EEG
C
GLB
D
de EU

Slide 39 - Quiz

Wat was er in 1957.
A
EGKS
B
Verdrag van schengen
C
EEG
D
EU

Slide 40 - Quiz

Welk kenmerk van de EU hoort bij welk voordeel? Maak de juiste combinaties.
I. Europese samenwerking
II. Arbeids- en afzetmarkt van ongeveer 500 miljoen mensen.
III. Geen beperkende tarieven en bepalingen.
A. vrij verkeer van personen, goederen en diensten.
B. Vrede en stabiliteit.
C. Meer welvaart.

Slide 41 - Question de remorquage

De PVV wil dat Nederland uit de EU gaat. De PVV vindt dat Nederland niet meer soeverein is. Wat bedoelt de PVV hier mee?

Slide 42 - Question ouverte

Een voordeel is dat het klimaatprobleem beter aangepakt kan worden. Leg dit uit.

Slide 43 - Question ouverte

Wat is de Eurozone?
A
Alle EU-lidstaten die de euro niet gebruiken
B
Alle EU-lidstaten die die euro wel gebruiken
C
Alle landen die rond de EU liggen

Slide 44 - Quiz

Welk Europees orgaan kun je vergelijken met de Tweede Kamer?
A
Europese Commissie
B
Europees Parlement
C
Europese Raad van Ministers
D
Europese Raad

Slide 45 - Quiz

Welk Europese organen controleren de Europese Commissie?
A
Europese Commissie
B
Europees Parlement
C
Europese Raad van Ministers
D
Europese Raad

Slide 46 - Quiz

Waarom is de EGKS/EEG opgericht?

Slide 47 - Question ouverte

Leerdoelen 8.1 behaald?
Leerdoelen op de volgende dia!

Ben je in staat om antwoord te geven op de leerdoelen?
Heb je de quizvragen zonder problemen beantwoord?
Kun je de vragen via de methodesite zonder problemen beantwoorden?

Slide 48 - Diapositive

Slide 49 - Diapositive

En nu..
  1. Zorg ervoor dat je alle vragen uit deze les beantwoord hebt.
  2. Zorg ervoor dat e alle dia's goed gelezen hebt, in de volgende les gaan we namelijk meteen door met 8.2.
  3. Snap je dingen nog niet zo goed, laat het weten.
  4. Klaar maar nog tijd over? Leer alvast voor volgende week:
  • Bio H7 + H8
  • Ne woordenlijsten 40-78 (it's)
  • Wi H10 + H11

Slide 50 - Diapositive