Unité 5 oefenen woorden en herhaling werkwoorden

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Salut! 

We oefenen met de woorden van unité 5 en we herhalen de werkwoorden en ontkenning

De titel van unité 5 is:
Styles?
Wat betekent dit denk je?

Waar denk je dat dit hoofdstuk over zal gaan?

Welke Franse mode -en parfummerken ken je?

Modehuizen gebruiken vaak de leus:
La mode aime Paris.
Wat betekent dit denk je?

Wat valt je op aan het logo van
Galeries la Fayette/ welk bekend monument zie je?

Veel namen van kledingstukken komen uit het Engels. Bijvoorbeeld: un tee shirt, un slip, un pull.
Wat denk je dat UNE VESTE betekent?

1. een vest
2. een blouse
3. een jasje
4. een trui

Wat denk je dat
UN CARDIGAN betekent?

1. een vest
2. een blouse
3. een jasje
4. een trui

Wat ga je dit hoofdstuk leren?

jaune

Rouge

Vert

orange

blanc

bleu

noir

Welk kledingstuk is afgebeeld?

1. la chaussette
2. la chaussure
3. la chemise
4. la bottine

Welk kledingstuk is afgebeeld?

1. la jupe
2. la robe
3. la chemise
4. la casquette

Welk kledingstuk is afgebeeld?

1. la casquette
2. la chaussure
3. la bottine
4. le manteau

Welk kledingstuk is afgebeeld?

1. la casquette
2. la basket
3. la bottine
4. le manteau

Welk kledingstuk is afgebeeld?

1. la jupe
2. la basket
3. le pull
4. la robe

Welk kledingstuk is afgebeeld?

1. la casquette
2. la basket
3. le pull
4. la chemise

un jean

un pull

un débardeur

des boucles d'oreilles

des baskets

une veste

un pantalon

un polo

un sweat-shirt

des lunettes de soleil

une ceinture

une robe à fleurs

des chaussures

un bracelet

un collier

un short

un t-shirt

une chemise à carreaux

une jupe à rayures

un haut

des bottes

un sac

de sportschoenen=

de rok=

les couleurs=

le collier=

la chemise=

les verbes 

werkwoorden, weet je nog?

herhaling

avoir

être

aller

gaan

hebben

zijn

avoir (hebben)

Avoir: il,elle,on

Avoir: nous

Avoir: vous

Avoir: ils,elles

Avoir: tu

Avoir: j'

avons

ont

ai

avez

as

a

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp

être (zijn)

Combineer de juiste vorm van être met het goede persoonlijk voornaamwoord

suis

es

est

sommes

êtes

sont

nous ...... au collège (zijn)

1. est
2. sommes
3. avez
4. êtes

Ils ....... un beau pull (hebben)

1. avons
2. sont
3. ont
4. avez

wij gaan=

u gaat=

ik haat=

ik ben dol op=