zth 4K voorbereiding toets woordenschat hst 1-4

zth 4K voorbereiding toets woordenschat hst 1-4
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

zth 4K voorbereiding toets woordenschat hst 1-4

Slide 1 - Diapositive

Doelen van deze les
Je weet wat je moet kennen en kunnen voor de toets
Je weet wat voor soort vragen je kunt verwachten
Je weet wat je nog moet oefenen
Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord
We hebben een leerzame en plezierige les gehad

Slide 2 - Diapositive

Wat leer je voor de ...




Leer de woorden en uitdrukkingen van hoofdstuk 1 t/m 4
Je kunt de LessonUps nog een keer gebruiken
Oefen nog een keer met de online-opdrachten

Slide 3 - Diapositive

De toets....
Maak je op een apart blad
Schrijf met pen
Schrijf leesbaar (onleesbaar=fout)
Je hebt 45 minuten de tijd
Met het beantwoorden van 49 vragen kun je 49 punten behalen
Je telefoon blijft in je (telefoon)tas en het geluid staat uit
Het is stil in het toetslokaal tot iedereen klaar is

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Noteer de betekenis van het woord
promoten

Slide 6 - Question ouverte

Noteer de betekenis van het woord
registreren

Slide 7 - Question ouverte

Hij naderde zijn tegenstander. Noteer de tegenstelling van naderde.

Slide 8 - Question ouverte

Een mooie goal is waardeloos wanneer de wedstrijd wordt verloren. Wat betekent waardeloos?

Slide 9 - Question ouverte

Je mondelinge tentamen kun je voorbereiden, maar je moet ook kunnen improviseren. Wat betekent improviseren?

Slide 10 - Question ouverte

Maak een zin met de uitdrukking van een mug een olifant maken. In de zin moet de betekenis van de uitdrukking duidelijk worden.

Slide 11 - Question ouverte

Maak een zin met de uitdrukking iets uit je duim zuigen . In de zin moet de betekenis van de uitdrukking duidelijk worden.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de betekenis van het woord toelichting?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is de betekenis van het woord opvatting?

Slide 14 - Question ouverte

Welk woord past in de zin?
Artsen zien de afgelopen jaren een forse .... van het aantal geslachtsziektes.
A
commentaar
B
maximum
C
opvatting
D
toename

Slide 15 - Quiz

Welk woord past in de zin?
De leerling die ....... op de beslissing van de docent gaf, kreeg hiervoor een gele kaart.
A
commentaar
B
maximum
C
opvatting
D
toename

Slide 16 - Quiz

Wat is de betekenis van onvolledig?
A
niet compleet
B
niet in staat
C
bijna leeg
D
onvolwaardig

Slide 17 - Quiz

Wat is de betekenis van ontkenning?

Slide 18 - Question ouverte

Wat is de betekenis van leerlingbegeleider?

Slide 19 - Question ouverte

Noteer op welk woord het volgende begrip lijkt en noteer de betekenis van dat woord.
Concentratie

Slide 20 - Question ouverte

Wat is de betekenis van het woord conflict?

Slide 21 - Question ouverte

Wat is de betekenis van het woord populair?

Slide 22 - Question ouverte

Welk woord ontbreekt?
De ober .... zich, toen hij de verkeerde gebakjes bracht.
A
verslikte
B
verontschuldigde
C
ervoer
D
trof aan

Slide 23 - Quiz

Welk woord ontbreekt?
Mijn oma...... zich toen zij een rotje in haar mond kreeg.
A
verslikte
B
verontschuldigde
C
ervoer
D
trof aan

Slide 24 - Quiz

Noteer de juiste vorm van het woord.
Een kooktoetstel met te veel is niet (functie)...

Slide 25 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van het woord.
De ... van deze band is ongekend(populair)

Slide 26 - Question ouverte

Welk woord is figuurlijk bedoeld?
De verwachtingen van de docent voor de toetsresultaten zijn torenhoog.
A
verwachtingen
B
docent
C
toetsresultaten
D
torenhoog

Slide 27 - Quiz

Noteer de betekenis van het woord indirect.

Slide 28 - Question ouverte

Noteer de betekenis van het woord gecompliceerd .

Slide 29 - Question ouverte

Noteer de betekenis van het woord beletten .

Slide 30 - Question ouverte

Noteer de betekenis van de uitdrukking liegen alsof het gedrukt staat.

Slide 31 - Question ouverte

Maak een zin met de uitdrukking dat liegt er niet om. Uit de zin moet de betekenis blijken.

Slide 32 - Question ouverte

oefen voor de toets ook nog 
met een woordenboek

Slide 33 - Diapositive

Wat wil je                  nog vragen?

Slide 34 - Diapositive

Doelen van deze les
Je weet wat je moet kennen en kunnen voor de toets
Je weet wat voor soort vragen je kunt verwachten
Je weet wat je nog moet oefenen
Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord
We hebben een leerzame en plezierige les gehad

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive