Writing 2 les 4

Writing 2 les 4
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Writing 2 les 4

Slide 1 - Diapositive

Welcome dear students
For today:
Recap formal/ informal writing
Making questions
Question tags

Slide 2 - Diapositive

Formal

Aanhef
Dear Mr./Ms./Mrs./Miss Smith,
Dear Sir/ Madam,

Vocabulary
geen afkortingen, alles volluit schrijven 

Afsluiting
Kind regards, Yours faithfully, Yours sincerely
Informal

Aanhef
Hey Mary, Hello John, Dear John,

Vocabulary
I'm, don't can't

Afsluiting
Regards, See you,  Later
Love, Best wishes, Bye, Take care,

Slide 3 - Diapositive

Making questions 

Slide 4 - Diapositive

Making questions: present simple
Er zijn een paar werkwoorden die je gewoon vooraan in de zin mag zetten bij het maken van vragen: 
- to be (am/is/are)
- can                                                                    (en nog hulpwerkwoorden zoals will en 
- have / has got                                                should)

I am 23 years old --> Am I 23 years old?
He can speak English --> Can he speak English?

Slide 5 - Diapositive

Making questions: present simple & simple past
Staan deze werkwoorden niet in een zin? Dan moet je een hulpwerkwoord erbij pakken!
--> do / does (of ontkennend natuurlijk!)
Na elke vorm van do moet je het hele werkwoord gebruiken 

I love cats --> Do I love cats?
He loves cats --> Does he love cats?
They loved cats --> Did they love cats?



Slide 6 - Diapositive

Practice
In the next few slides, make questions out of these sentences

Dus: kijk eerst of er een vorm van to be, can of have got in de zin staat. Dan kan je de vraag erg simpel maken. 
Staat deze er niet in? Gebruik dan een vorm van do!

Slide 7 - Diapositive

Making questions
  • Sarah and Linda feed their pets 


  • He is 12 years old


  • She lives in Nijmegen

Slide 8 - Diapositive

1. They are happy

Slide 9 - Question ouverte

2. The boys play football

Slide 10 - Question ouverte

3. She has got brown hair

Slide 11 - Question ouverte

4. Carol plays the guitar

Slide 12 - Question ouverte

5. She wants an ice cream

Slide 13 - Question ouverte

Question Tags
Korte vraagjes

Slide 14 - Diapositive

Question Tags
Grammar is cool, isn't it?
Hierboven zie je een voorbeeld van een question tag. 
Een question tag is de korte vraag aan het einde van de zin. 
Je vraagt eigenlijk: 'klopt dat?' of 'Ben je het ermee eens?' 
In het Nederlands gebruik je dan: 'vind je niet?', 'toch?', 'hè?' 
 In het Engels is er een regel voor het maken van deze  
question tags. 

Slide 15 - Diapositive

Question Tags
Hoe maak je een question tag? 
De regel: 
 
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-) 
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)

Slide 16 - Diapositive

Question tags
Als je een question tag wilt maken moet je werkwoorden uit het eerste deel van de zin herhalen.  
Dit zijn de vormen van het werkwoord to be (am/is/are) of hulpwerkwoorden (can, have, Should, could, would) 
Als deze woorden niet in het eerste gedeelte staan moet je do/does of did gebruiken in de question tag. 
(do/does = tegenwoordige tijd en did = verleden tijd)

Slide 17 - Diapositive

Question Tags: Samenvatting
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-)  
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+) 
Je herhaalt de vorm van het werkwoord to be (am/is/are) of hulpww (can, have, Should, could, would).  
Geen hulpww dan do/don't, does/doesn't of did/didn't.
Je herhaalt het onderwerp. Soms moet je dit vervangen door  
he, she, it, we, you, they. 

Slide 18 - Diapositive

He is a good singer, …………?
A
is he
B
isn't he
C
he is
D
he isn't

Slide 19 - Quiz

You're a big fan,.....?
A
are you
B
aren't you
C
you are
D
you aren't

Slide 20 - Quiz

They aren't married,.....?
A
are they
B
aren't they
C
they are
D
they aren't

Slide 21 - Quiz

You walk an hour every day, ……?
A
do you
B
don't you
C
walk you
D
walken't you

Slide 22 - Quiz

He can help you,...….?
A
can he
B
can't he
C
he can
D
he can't

Slide 23 - Quiz

Vera is Bob's sister, ……..?

Slide 24 - Question ouverte

You aren't family, …….?

Slide 25 - Question ouverte

Go to: play.blooket.com/
Fill in the game ID

Slide 26 - Diapositive