Toets Klas 2 MM H3.
1 / 47
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
1. Een plicht is alles wat je ...
A
mag
B
moet
Slide 3 - Quiz
2. Belasting betalen
A
Recht
B
Plicht
Slide 4 - Quiz
3. Stemmen tijdens verkiezingen
A
Recht
B
Plicht
Slide 5 - Quiz
4. Wachten met oversteken tot het stoplicht groen is
A
Recht
B
Plicht
Slide 6 - Quiz
5. Een uitkering aanvragen als je werkloos wordt
A
Recht
B
Plicht
Slide 7 - Quiz
A
overtreding
B
misdrijf
Slide 8 - Quiz
A
overtreding
B
misdrijf
Slide 9 - Quiz
8. Hoe weet je welke straf je kan krijgen als je de wet overtreedt?
Slide 10 - Question ouverte
9. Het gedogen van de verkoop van softdrugs is een strafbaar feit.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
10. Het overtreden van de wet noemen we een strafbaar feit.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
11. De rechten en plichten van burgers zijn in wetten vastgelegd.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
12. De persoon die onderzoekt of de verdachte schuldig is en de straf bepaalt, is de ... .
A
verdachte
B
rechter
C
officier van justitie
D
advocaat
Slide 14 - Quiz
Rechter
Advocaat
Ovj
Bode
Griffier
Verdachte
Journalist
Publiek
Slide 15 - Question de remorquage
14. Welke persoon in de rechtszaal houdt een voordracht: een requisitoir?
A
Advocaat
B
Rechter
C
Officier van Justitie
D
Griffier
Slide 16 - Quiz
15. Welke persoon in de rechtszaal houdt een voordracht: een pleidooi?
A
Advocaat
B
Rechter
C
Officier van Justitie
D
Griffier
Slide 17 - Quiz
16. Waar staat de afkorting tbs voor?
Slide 18 - Question ouverte
Slide 19 - Diapositive
17. Wat was een reden voor de Franse Revolutie
A
De koning zorgde dat het land arm werd
B
De belastingen stegen voor de boeren & burgerij
C
Er was jaren lang een slechte oogst
D
Alle drie zijn juist
Slide 20 - Quiz
18. Wie was de koning van Frankrijk?
A
Lodewijk XIV
B
Lodewijk XVI
C
Lodewijk XCI
D
Lodewijk III
Slide 21 - Quiz
19. Wat is een ander woord voor de wetenschappelijke revolutie?
A
De Inlichting
B
De Uitlichting
C
De Verlichting
D
De Voorlichting
Slide 22 - Quiz
Franse Revolutie
Bataafse Revolutie
Veel doden
Weinig doden
De dood van een koning
Koning blijft leven
Duurde 1 jaar
Duurde 10 jaar
Slide 23 - Question de remorquage
21. Welke revoluties vonden plaats in de 'de tijd van Pruiken en Revoluties'?
A
Parlementaire revolutie
B
de Verlichte revolutie
C
de Bataafse revolutie
D
de Franse revolutie
Slide 24 - Quiz
22. Wat gebeurde er in het jaar 1798?
A
Grondwetswijzing (NL wordt rechtstaat)
B
Grondwetswijzing (NL wordt democratie)
C
Grondwetswijzing (We krijgen een koning ivp napoleon)
D
het Pruisische leger valt binnen
Slide 25 - Quiz
23. Welke stroming ontstond er tijdens de 'tijd van pruiken en revoluties'
A
de verlichting
B
de Verlichte revolutie
C
Het absolutisme
D
de Franse revolutie
Slide 26 - Quiz
24. Welke partijen hadden met elkaar ruzie tijdens de Bataafse revolutie? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
De Pruisen
B
De Orangisten
C
de Patriotten
D
De Fransen
Slide 27 - Quiz
25. In welk jaar vond de Franse revolutie plaats
A
1879
B
1978
C
1798
D
1789
Slide 28 - Quiz
Slide 29 - Diapositive
26. Koning Willem I ...
A
bepaalde wie er in de volksvertegenwoordiging zat
B
maakt uit hoe er wordt geregeerd.
Er is wel een Tweede Kamer, met mannen die door
Nederlanders zijn gekozen,
C
komt in opstand
D
krijgt opdracht een nieuwe grondwet
te schrijven.
Slide 30 - Quiz
27. Het volk in Parijs
A
bepaalde wie er in de volksvertegenwoordiging zat
B
maakt uit hoe er wordt geregeerd.
Er is wel een Tweede Kamer, met mannen die door
Nederlanders zijn gekozen,
C
komt in opstand
D
krijgt opdracht een nieuwe grondwet
te schrijven.
Slide 31 - Quiz
28. Johan Thorbecke...
A
bepaalde wie er in de volksvertegenwoordiging zat
B
maakt uit hoe er wordt geregeerd.
Er is wel een Tweede Kamer, met mannen die door
Nederlanders zijn gekozen,
C
komt in opstand
D
krijgt opdracht een nieuwe grondwet
te schrijven.
Slide 32 - Quiz
29. Leg in je eigen woorden uit wat een minister doet.
Slide 33 - Question ouverte
30. Wie leest de Troonrede voor?
A
Mark Rutte
B
Princes Maxima
C
Koning Willem-Alexander
D
Minister van Financien
Slide 34 - Quiz
31. Wanneer vindt Prinsjesdag elk jaar plaats?
A
tweede dinsdag van augustus
B
derde dinsdag van september
C
vierde dinsdag van september
D
derde maandag van oktober
Slide 35 - Quiz
32. Elk jaar maakt de regering een begroting. Wat is een begroting?
Slide 36 - Question ouverte
Slide 37 - Diapositive
33. De VN zijn een ... organisatie.
A
Europese
B
Nederlandse
C
wereldwijde
Slide 38 - Quiz
34. ... zijn lid van de VN.
A
Alle landen uit Europa
B
Landen van over de hele wereld
Slide 39 - Quiz
35. De Universele Verklaring geldt voor alle landen van de VN.
A
juist
B
onjuist
Slide 40 - Quiz
36. De Blauwhelmen hebben als taak: Burgers beschermen tegen een oorlog.
A
ja
B
nee
Slide 41 - Quiz
37. In een oorlog vechtende partijen uit elkaar houden.
A
ja
B
nee
Slide 42 - Quiz
38. Wanneer vond de burgeroorlog in Joegaslavie plaats?
A
1985-1991
B
1990 -1995
C
1999 - 2002
D
1991 - 1999
Slide 43 - Quiz
39. Welk land is niet ontstaan uit het voormalig Joegoslavie?
A
Bulgarije
B
Kroatie
C
Slovenie
D
Bosnië en Herzegovina
Slide 44 - Quiz
40. Wie moest de moslims in Srebrenica beschermen?
A
Nederland namens de VN
B
De Kroaten
C
De Serviers
Slide 45 - Quiz
Hoe moelijk vond je deze toets?
A
Heel makkelijk
B
Makkelijk
C
Moeilijk
D
Heel moeilijk
