Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
Quiz hoofdstuk 7 en 8
Slide 1 - Diapositive
Is de ontwikkelingshulp met als doel het blijvend verminderen van extreme armoede, een vorm van noodhulp of structurele hulp?
Beargumenteer je antwoord
Slide 2 - Question ouverte
In 2017 betaalde de EU € 70 miljard aan ontwikkelingshulp. Dit is 0,6% van het nationaal inkomen van alle EU-landen samen.
De EU-landen wilden in 2017 eigenlijk 0,7% van het nationaal inkomen van alle EU-landen besteden aan ontwikkelingshulp. Bereken het bedrag dat de EU-landen samen eigenlijk in 2017 hadden willen besteden aan ontwikkelingshulp.
Slide 3 - Question ouverte
Hieronder staan drie economische verschijnselen.
Zet ze op de juiste volgorde.
Kinder
arbeid
Kinder
arbeid
Kinderen volgen geen onderwijs
Er is weinig technologische ontwikkeling in het land.
Het nationaal inkomen in een land is laag.
Slide 4 - Question de remorquage
Hieronder staan vijf economische verschijnselen.
Zet ze op de juiste volgorde.
De vraag naar Nederlandse producten vanuit de VS daalt.
De invoerrechten in de VS stijgen.
De import door Nederland vanuit de VS neemt af.
De Nederlandse inkomsten uit de export naar de VS nemen af.
De Nederlandse export naar de VS neemt af.
Slide 5 - Question de remorquage
De koers van de euro is in 2019 gedaald ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Is de koersdaling gunstig of ongunstig voor de Nederlandse exporthoeveelheid naar Amerika en waarom?
A
ongunstig, want de import vanuit de VS wordt duurder voor Nederland
B
gunstig, want Nederland kan nu goedkoper importeren uit de VS
C
gunstig, want de producten uit Nederland worden voor de VS goedkoper
D
ongunstig, want de producten uit Nederland worden voor de VS duurder
Slide 6 - Quiz
Wat was in 2015 het gevolg voor de Nederlandse betalingsbalans van deze import en export met de VS en waarom?
A
een positief gevolg, want de importwaarde is groter dan de exportwaarde.
B
een negatief gevolg, want de exportwaarde is groter dan de importwaarde
C
een negatief gevolg, want de importwaarde is groter dan de exportwaarde
D
een positief gevolg, want de exportwaarde is groter dan de importwaarde
Slide 7 - Quiz
In 2018 bedroeg het nationaal inkomen van Nederland € 750 miljard. De exportquote van Nederland kwam in 2018 uit op 55%.
De export van Nederland naar Turkije bedroeg in dat jaar € 16,52 miljard. Bereken hoeveel procent van onze totale exportwaarde in 2018 bestemd was voor Turkije.
Slide 8 - Question ouverte
Jongeren met een MBO diploma verdienen gemiddeld € 34..500 per jaar, terwijl jongeren zonder MBO diploma € 25.000 verdienen.
Bereken hoeveel procent jongeren zonder diploma gemiddeld per jaar minder verdienen dan jongeren met diploma.
Slide 9 - Question ouverte
Emirhan leest op een site dat in 2016 de totale export van Nederland aan goederen € 402 miljard bedroeg. Nederland exporteerde in 2016 voor € 40 miljard aan goederen naar Spanje.
Volgens Gonca wordt het voordeel van deze export op de betalingsbalans van Nederland voor een deel weer tenietgedaan door vakantievierende Nederlanders in Spanje. Heeft Gonca gelijk? Beargumenteer je antwoord.
Slide 10 - Question ouverte
De Werklozentraject gaat in totaal € 25,572 miljard kosten. Gedurende de 15-jarige looptijd wordt het programma elk jaar in de Rijksbegroting aangeboden aan het parlement.
Bereken in hele euro’s hoeveel euro er gemiddeld per jaar gedurende de looptijd van het programma moet worden gereserveerd op de Rijksbegroting.