Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
naamvallen 1e 3e en4e
Herzlich Willkommen!
1 / 33
suivant
Slide 1:
Diapositive
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
33 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Herzlich Willkommen!
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Aan het eind van de les kan je:
-De (juiste) naamval in de zin plaatsen.
-Kan je de 1e, 3e en 4e naamval vinden
-Kan je de naamvallen noemen
Slide 3 - Diapositive
Die Fälle (de naamvallen)
Wie war es schon wieder?
Slide 4 - Diapositive
Welke naamval is het onderwerp?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e
Slide 5 - Quiz
Welke naamval is altijd het lijdend voorwerp?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
In welke naamval staat het lidwoord?
"Der Mann läuft weg."
A
1e
B
4e
C
Ik weet het niet
D
Geen van beide
Slide 8 - Quiz
In welke naamval staat het lidwoord?
Das Kind ruft mich.
A
1e
B
4e
C
ik weet het niet
D
geen van beide
Slide 9 - Quiz
Welke naamval staat het lidwoord?
"Ich zeige den Weg"
A
1e
B
4e
C
Ik weet het niet
D
Geen van beide
Slide 10 - Quiz
Verandering van het lidwoord?!
1e (ond)-> 4e naamval (lv)
!! der
->
den-
Der
Mann läuft.- Ich sehe
den
Mann laufen.
die
->
die-
Die
Frau läuft.- Ich sehe
die
Frau laufen.
das
->
das-
Das
Mädchen läuft. - Ich sehe
das
Mädchen laufen.
die
->
die -
Die
Menschen laufen. - Ich sehe
die
Menschen laufen.
Slide 11 - Diapositive
Wat is hier de vierde naamval?
Das Mädchen schließt das Fenster.
Slide 12 - Question ouverte
3e naamval (meewerkend vw)
Het
mw
vind je door vóór het zinsdeel
aan
of
voor
te zetten of weg te laten.
Ik geef aan de moeder bloemen.
de moeder
is mw
Ik heb het haar verteld
haar
is mw
Slide 13 - Diapositive
Pietje geeft aan het meisje een kus.
Het meewerkend voorwerp is?
A
Pietje
B
het meisje
C
een kus
D
aan
Slide 14 - Quiz
Hij heeft dat haar vriend verteld.
het mw (3e nv) is?
A
hij
B
haar vriend
C
heeft verteld
D
heeft
Slide 15 - Quiz
Mijn vader schenk ik een kop koffie in.
mw is?
A
mijn vader
B
ik
C
kop koffie
D
ik weet t niet
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Diapositive
Die Frau schenkt d... Mann ein Geschenk.
A
der
B
die
C
dem
D
den
Slide 18 - Quiz
Der Junge schickt sein... Eltern Blume.
A
seine
B
sein
C
seinem
D
seinen
Slide 19 - Quiz
Ich habe das mein... Tante erzählt.
A
mein
B
meinem
C
meiner
D
meinen
Slide 20 - Quiz
üben!
naamvallen 1,3,4
ein-gruppe
Slide 21 - Diapositive
Evaluation!
Beantworte die nächste Fragen
Slide 22 - Diapositive
Hoe vind ik het mee.vw in een zin?
Beschrijf het kort.
Slide 23 - Question ouverte
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der/ einer
dem
den/ einen
einem
Slide 24 - Question de remorquage
Nächste Stunde
üben wir die Präpositionen
Oefenen we voorzetsels
Hausaufgaben:
An die Arbeit mit die Stufe!
Slide 25 - Diapositive
3e naamval (mw)
Pietje geeft een meisje een kus.
Pietje gibt
einem Mädchen
einen Kuss. (3e-v)
Welk zinsdeel zie je nog meer in deze zin?
Slide 26 - Diapositive
Bis jetzt...
De man
geeft
aan het kind
de hond.
Der Mann
schenkt
dem Kind
den Hund.
Ein
Mann schenkt
einem
Kind
einen
Hund.
Kein
Mann schenkt
keinem
Kind
keinen
Hund.
ond (1e-m)
mw (3e-onz)
lv (4e- m)
Slide 27 - Diapositive
voorzetsels 3e naamval
Na deze voorzetsels:
mit, nach ,bei, seit, von, zu, gegenüber, aus
altijd
3e naamval.
Die Schüler kommen aus ..... Schule.(v)
Mit mein.... Hilfe (v) schaffen wir es.
Nach ein..... Jahr (o) ist es fertig.
Slide 28 - Diapositive
Klopt deze zin?
"Seit einem Tag(m) hat meine Frau dem Junge unsere Blume(v) gegeben."
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quiz
Bezittelijk vnw en vrienden van ein: kein ...
de rijtjes
van
-ein-
staan in de verschillende
naamvallen.
ein, kein, mein ,dein, sein, unser, eurer, ihr, Ihr
een, geen, mijn, jouw, zijn, onze, jullie, hun, uw
en krijgen de uitgang zoals die van -ein
ein Mann-> mein Mann-> dein Mann- enz.
ein
e
Frau-> kein
e
Frau-> meine, deine, seine, unsere, euere...
Slide 30 - Diapositive
voorzetsels 4e naamval
dürch, für, ohne, um, bis, entlang, gegen.
door, voor, zonder, om, tot, langs, tegen
Ich kann nicht (zonder).... mein... Hund leben.
Ich laufe (om) ..... unser... Haus.
Ich bin (tegen).... dein.... Tür gefallen.
Slide 31 - Diapositive
An die Arbeit...
https://www.duits.de/vaklokaal
wanneer welke naamval?
1e en 4e naamval
1e, 3e en 4e naamval
Slide 32 - Diapositive
het Stappenplan ...
1. .........
2. ........
3. ........
4. ........
5. ........
Slide 33 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
naamvallen 1e 3e en4e
Novembre 2021
- Leçon avec
21 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
naamvallen 1e 3e en 4e - Wiederholung
Octobre 2018
- Leçon avec
20 diapositives
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
21.01.2021: naamvallen 1e 3e en4e
Janvier 2021
- Leçon avec
26 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
naamvallen 1e 3e en4e deel III
Novembre 2024
- Leçon avec
32 diapositives
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
naamvallen 1e 3e en4e
Juin 2024
- Leçon avec
31 diapositives
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
naamvallen 1e 3e en4e
Mars 2020
- Leçon avec
33 diapositives
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
naamvallen 1e 3e en4e
Novembre 2019
- Leçon avec
32 diapositives
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
naamvallen 1e 3e en 4e - Wiederholung
Janvier 2020
- Leçon avec
19 diapositives
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2