5.1 Fenotype en genotype & 5.2 Chromosomen...

Erfelijkheid en evolutie
basisstof 1 Genotype en fenotype

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Erfelijkheid en evolutie
basisstof 1 Genotype en fenotype

Slide 1 - Diapositive

Doel van deze les
  • Je kan de kenmerken van chromosomen benoemen
  • Je kunt omschrijven wat een genotype, fenotype, gen en eiwit is. 

Slide 2 - Diapositive

0

Slide 3 - Vidéo

Genotype
Genotype is de erfelijke informatie voor alle eigenschappen van het organisme (de mens bijvoorbeeld)
  • Je kunt ze niet veranderen!

Slide 4 - Diapositive

Fenotype
-Je fenotype komt tot stand door je genotype en de invloeden vanuit het milieu.
  • in de zon zitten
  • haar verven
  • tattoo
  • littekens

Slide 5 - Diapositive

Samenvattend
Het genotype waarmee je wordt geboren verandert niet!
Je fenotype kan wel veranderen. 
Hetzelfde genotype, verschillend fenotype
Hetzelfde genotype, verschillend fenotype

Slide 6 - Diapositive

Maak test jezelf 5.1
timer
15:00

Slide 7 - Diapositive

DNA
  • Je lichaam bestaat uit lichaamscellen
  • In elk van je lichaamscellen zit een celkern 
  • In de celkern zitten lange dunne draden: Chromosomen

Slide 8 - Diapositive

Chromosomen
  • Chromosomen bestaan vooral uit DNA
  • DNA is de blauwdruk voor je uiterlijk: het bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen. 
  • Hier staat in wat voor oogkleur, huidskleur, haarkleur je hebt

Slide 9 - Diapositive

proefje! 

Slide 10 - Diapositive

Chromosomen
  • Als we de wirwar uit elkaar halen, houden we 46 chromosomen over
  • twee aan twee zijn ze gelijk:
  • Er zijn dus 23 paren (23x2)

Slide 11 - Diapositive

Genen
  • Een mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen
  • Een Gen is een deel van een chromosoom wat één erfelijke eigenschap maakt

Slide 12 - Diapositive

Genen
  • Genen staan aan of uit
  • Genen hebben ook paren
  • Als ze aan staan, maken ze eiwitten aan die voor iets zorgen.
  • Voorbeeld: oog, en volgende slide

Slide 13 - Diapositive

Lichaamscellen
Alle cellen behalve de geslachtscellen (eicel en zaadcel). 
Hebben altijd de chromosomen in paren (even aantal)
Hebben alle chromosomen, maar deze staan 'uit' of 'aan' afhankelijk of het nodig is. 
Bijv. spiercellen hebben het gen die de oogkleur bepaalt ook. Maar deze staat 'uit' in de spieren en 'aan' in de ogen. 
Lichaamscellen delen zich door Mitose

Slide 14 - Diapositive

Mitose, gewone celdeling. Alle cellen hebben hetzelfde genotype

Slide 15 - Diapositive

Geslachtscellen

  • Eicel en zaadcel (dieren)
  • Eicel en stuifmeelkorrel (planten). 
  • Hebben de chromosomen niet in paren maar enkelvoudig.
  • Kan oneven  aantal zijn
  • bijv. bij mens: 23 chromosomen      23 (zaadcel) +23 (eicel) = 46 (mens)
  • Delen zich door meiose

Slide 16 - Diapositive

Meiose

Slide 17 - Diapositive

Op het moment van de bevruchting van de eicel komt het genotype tot stand. 

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

    Aan het (huis)werk
5.1 t/m 5.4 afmaken
Daarna test jezelf

Alles af?





Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive