DHA1A intro thema Wir

Meine Familie
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Meine Familie

Slide 1 - Diapositive

Video kijken
vragen beantwoorden

Slide 2 - Diapositive

8

Slide 3 - Vidéo

Zij heeft
A
broers en zussen
B
een broer
C
een zus
D
twee zussen

Slide 4 - Quiz

Haar man is ...... jaar oud
A
70
B
60
C
75
D
65

Slide 5 - Quiz

Ze maken graag uitstapjes naar ...
A
familie
B
vrienden
C
de zee

Slide 6 - Quiz

Richtig oder falsch:
Zij heeft een tweelingzus
A
richtig
B
falsch

Slide 7 - Quiz

Zij heeft als huisdier een ....
A
hond
B
kat
C
konijn
D
cavia

Slide 8 - Quiz

Welke bewering klopt?

A
Haar man en zij hebben beide geen broers of zussen
B
Haar man en zij hebben beide broers en zussen
C
zij heeft zussen, haar man heeft broers
D
zij heeft broers, haar man heeft zussen

Slide 9 - Quiz

Wat betekent: es hat Spaß gemacht
A
het was laat
B
het was leuk
C
het heeft goed gedaan
D
hij heeft plezier gemaakt

Slide 10 - Quiz

Zij heeft:
A
3 broers/zussen
B
4 kinderen

Slide 11 - Quiz

Lernziele
- Je leert in het Duits iets te vertellen over jouw familie

Slide 12 - Diapositive

Meine Familie vorstellen
Je bekijkt twee filmpjes, waarin iemand zichzelf en zijn familie voorstelt. 
Je schrijft de uitdrukkingen op, zodat je ze zelf kunt gebruiken in de opdracht.

Slide 13 - Diapositive

0

Slide 14 - Vidéo

8

Slide 15 - Vidéo

Meine Familie
Je maakt een mindmap en je beschrijft daarin jouw belangrijkste familieleden. Schrijf ook 3 Duitse zinnen bij elke persoon.

Slide 16 - Diapositive

de Nederlander =
A
der Niederländer
B
die Niederländer
C
die Niederlande
D
die Niederländerin

Slide 17 - Quiz

Zwitserland =
A
Schweiz
B
der Schweiz
C
das Schweiz
D
die Schweiz

Slide 18 - Quiz

Duitsland =
A
der Deutschland
B
Deutschland
C
die Deutschland
D
Deutsland

Slide 19 - Quiz

Oostenrijk =
A
Osterreich
B
Östereich
C
Österreich

Slide 20 - Quiz

Wie ben je? =
A
Wie bist du?
B
Wo bist du?
C
Was bist du?
D
Wer bist du?

Slide 21 - Quiz

Hoe oud ben je? =
A
Wer bist du?
B
Wer alt bist du?
C
Wie alt bist du?
D
Was alt bist du?

Slide 22 - Quiz

Wat is jouw adres ?=
A
Wie ist deine Adresse?
B
Wo ist deine Adresse?
C
Was ist dein Adresse?
D
Was ist deine Adresse?

Slide 23 - Quiz

u bent =
A
Sie sind
B
Sie seid
C
sie sind
D
sie ist

Slide 24 - Quiz

jij bent =
A
er ist
B
du bist
C
du ist
D
sie ist

Slide 25 - Quiz

hij is =
A
sie ist
B
wir sind
C
sie sind
D
er ist

Slide 26 - Quiz