Tag Questions (klas 1)

TAG QUESTIONS - aangeplakt vraagje
- Dit zijn korte vragen aan het einde van de zin (he? toch? niet waar?)
- Je gebruikt ze om bevestiging te vragen
- Je gebruikt ze vooral in spreektaal
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

TAG QUESTIONS - aangeplakt vraagje
- Dit zijn korte vragen aan het einde van de zin (he? toch? niet waar?)
- Je gebruikt ze om bevestiging te vragen
- Je gebruikt ze vooral in spreektaal

Slide 1 - Diapositive

Hoe maak je een tag question?
1) Je neemt de persoonsvorm en het werkwoord uit de hoofdzin
2) Je draait positief en negatief om
3) je plakt het achter de hoofdzin

Slide 2 - Diapositive

Is de hoofdzin positief? Dan is de tag question negatief:

You are from London, aren't you?

Puk has a brother,  doesn't she?
Is de hoofdzin negatief? Dan is de tag question positief:

Sue is not a friend of yours, is she? 

Your mum doesn't like ice, does she?

Slide 3 - Diapositive

Wat doe je als er meerdere werkwoorden in een zin staan?
1) staat er een hulpwerkwoord (zoals can, will, could, may etc.) of een vorm van TO BE in de zin?  Herhaal dat werkwoord in de tag question.

Bijv: 
We can play video games tonight, can't we?
          Your sister isn't very tall, is she?



Slide 4 - Diapositive

Wat doe je als er meerdere werkwoorden in een zin staan?

2) staat er GEEN hulpwerkwoord in de zin? 
Gebruik dan gewoon do/does, don't/ doesn't

Bijv: 
You know who he is, don't you?
          He has an older sister, doesn't he?


Slide 5 - Diapositive

Which tag question is correct?
Alec is a great swimmer, .....
A
doesn't he?
B
isn't he?

Slide 6 - Quiz

Which tag question is correct?
You are happy with your choice, .....
A
aren't you?
B
don't you?

Slide 7 - Quiz

Which tag question is correct?
Niels really likes that game, .....
A
doesn't he?
B
isn't he?

Slide 8 - Quiz

Which tag question is correct?
Your mum is a great cook, ......
A
is she?
B
isn't she?

Slide 9 - Quiz

Which tag question is correct?
Nora doesn't do her homework, ....
A
doesn't she?
B
does she?

Slide 10 - Quiz

Which tag question is correct?
Your hockeystick is made of wood, ....
A
isn't it?
B
is it?

Slide 11 - Quiz

Vul zelf de juiste tag question in:
They go swimming every morning, ..... (Let op het vraagteken!)

Slide 12 - Question ouverte

Vul zelf de juiste tag question in:
Mees and Julia aren't at school right now, ..... (Let op het...)

Slide 13 - Question ouverte

Vul zelf de juiste tag question in:
Hockey is Canada's national sport, ...... (Let op...)

Slide 14 - Question ouverte

Vul zelf de juiste tag question in:
Frenkie loves to play football, .....

Slide 15 - Question ouverte

Vul zelf de juiste tag question in:
My friend Ruben owns the cutest dog, ....

Slide 16 - Question ouverte

Ik kan een aangeplakt vraagje maken.
Nee. Best lastig wel!
Nog niet helemaal.
Het gaat wel aardig.
Ja! Ik ken de regels.
Ja! Op gevoel gaat het gewoon goed.

Slide 17 - Sondage