Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Instaptoets grammatica woordsoorten
Instaptoets
Grammatica woordsoorten
1 / 26
suivant
Slide 1:
Diapositive
Cette leçon contient
26 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositive de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Instaptoets
Grammatica woordsoorten
Slide 1 - Diapositive
Wat zijn hier de bezittelijke voornaamwoorden?
A
Mijn, zijn, haar & hun
B
Deze, die, dit & dat
C
Hun, haar, hij & zij
D
Daar, waar, toen & zo
Slide 2 - Quiz
Wat zijn de wederkerende voornaamwoorden?
A
ik, jij, hij, zij, wij, jullie
B
de, het, een
C
me, je, zich, u, ons
D
hij, hem, ze, zij, haar
Slide 3 - Quiz
Is het werkwoord verplicht wederkerend, toevallig wederkerend of niet-wederkerend?
'Ik heb me feestelijk aangekleed voor de barbecue bij de buren.'
A
verplicht wederkerend
B
toevallig wederkerend
C
niet wederkerend
D
verwonden
Slide 4 - Quiz
Benoem de genummerde voornaamwoorden:
Schaam (1) je (2)je niet als (3) je broertje zoiets zegt?
Wederkerend voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
1. je
2. je
3. je
Slide 5 - Question de remorquage
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar
Slide 6 - Quiz
vragend voornaamwoord
onbepaald
voornaamwoord
wederkerig
voornaamwoord
elkaar
mekaar
elkander
ieman d sommige
iets
geeft aan dat twee personen een wederzijdse handeling verrichten
verwijst niet naar een specifiek persoon of ding
vervangt een persoon of ding
wie
wat
welke
Slide 7 - Question de remorquage
Maak de juiste combinaties
Was dit jouw boek of het
zijne
?
Hij
staarde voor zich uit.
Jack houdt niet van
zulke/dergelijke
opmerkingen.
Heb je nog
iets
van hem gehoord?
Bezittelijk voornaamwoord
P
ersoonlijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord
Slide 8 - Question de remorquage
Wat zijn voorbeelden van de onbepaalde voornaamwoorden?
A
deze, dit, die, dat
B
iets, niets, iemand, alles
C
die, dat, wat, wie
D
wie, wat, welke, wat voor (een)
Slide 9 - Quiz
De vragende voornaamwoorden zijn:
A
Wie, wanneer, wat
B
Hoe, wie, wat (voor een), welke
C
Welk(e), wat, wat voor (een), wie
D
Welke, wanneer, hoe, wat
Slide 10 - Quiz
Wat zijn de
aanwijzend voornaamwoorden?
A
Hier, daar, overkant, verderop
B
wie, wat, welke, wat voor, wat voor een
C
op, naast, in, onder, over, achter
D
die, dit, deze, dat, zulke, zo'n, dergelijke
Slide 11 - Quiz
Hoe herken je een telwoord?
A
geeft een aantal aan
B
je kunt tellen
C
geeft een volgorde aan
D
is altijd een getal of cijfer
Slide 12 - Quiz
Wat is duizendste voor telwoord?
A
Bepaalde hoofdtelwoorden
B
Onbepaalde hoofdtelwoorden
C
Bepaalde rangtelwoorden
D
Onbepaalde rangtelwoorden
Slide 13 - Quiz
Wat is drie voor telwoord?
A
Bepaalde hoofdtelwoorden
B
Onbepaalde hoofdtelwoorden
C
Bepaalde rangtelwoorden
D
Onbepaalde rangtelwoorden
Slide 14 - Quiz
Telwoord 'zoveelste' is een...
A
Bepaald hoofdtelwoord
B
Onbepaald hoofdtelwoord
C
Bepaald rangtelwoord
D
Onbepaald rangtelwoord
Slide 15 - Quiz
Geef aan tot welk soort telwoord de telwoorden uit de tekst horen.
bepaald hooftelwoord
onbepaald hoofdtelwoord
bepaald rangtelwoord
onbepaald rangtelwoord
meerdere
zoveelste
vijftien
beide
derde
een paar
middelste
Slide 16 - Question de remorquage
Wat is een voegwoord?
Een voegwoord ...
A
verbindt zinnen of woorden met elkaar.
B
verbindt een werkwoord aan een ander werkwoord.
C
zijn twee woorden die aan elkaar verbonden zijn.
Slide 17 - Quiz
WEL
een voegwoord
NIET
een voegwoord
dat
het
naast
tomaat
zij
onder
of
voordat
springen
omdat
Slide 18 - Question de remorquage
Nevenschikkend voegwoord
Onderschikkend voegwoord
maar
omdat
want
of
terwijl
en
daarom
mits
Slide 19 - Question de remorquage
Welk voegwoord is een nevenschikkend voegwoord?
A
aangezien
B
want
C
omdat
D
voodat
Slide 20 - Quiz
Wat is GEEN onderschikkend voegwoord?
A
als
B
dat
C
want
D
omdat
Slide 21 - Quiz
- In een zin staat altijd maar één
- Als er meer werkwoorden in een zin staan, zijn de andere werkwoorden allemaal
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
Slide 22 - Question de remorquage
Sleep alle werkwoorden naar "hulpwerkwoord" en "zelfstandig werkwoord" of "koppelwerkwoord".
hulp-
werkwoord
zelfstandig
werkwoord
koppel-
werkwoord
is
altijd
Isabel
aardig
voor ons
geweest.
Slide 23 - Question de remorquage
Kies uit: koppelwerkwoord, zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord
Wil je ophouden?
werkwoord WIL =
A
Koppelwerkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord
D
x
Slide 24 - Quiz
Kies uit: koppelwerkwoord, zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord
Ik word gek van dat lawaai.
werkwoord WORD =
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord
D
x
Slide 25 - Quiz
Kies uit: koppelwerkwoord, zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord
Zullen we dansen?
Werkwoord DANSEN =
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord
D
x
Slide 26 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Herhaling woordsoorten klas 1
Avril 2024
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Woordsoorten quiz - versie klas
Mai 2022
- Leçon avec
51 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
13 Talent 1.8 Grammatica woordsoorten les 1
Novembre 2024
- Leçon avec
17 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Zww, hww, kww. telwoorden en Wederkerend + wederkerig voornaamwoord, zinnen volledig ontleden
Janvier 2022
- Leçon avec
22 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Grammatica H1 + H2 woordsoorten herhaling
Novembre 2024
- Leçon avec
19 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Woordsoorten lidwoord t/m voegwoord
Septembre 2020
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3 havo herhaling woordsoorten
Décembre 2020
- Leçon avec
38 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
13 Talent 1.8 Grammatica woordsoorten les 1
Novembre 2024
- Leçon avec
29 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3