4.2 Worden wie je bent

Thema 4:
Pluriforme samenleving
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Thema 4:
Pluriforme samenleving

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Hoe word je wie je bent?
4.2 - Worden wie je bent

Slide 3 - Diapositive

leerdoelen
  • Je kan uitleggen wat er wordt bedoeld met socialisatie.
  • Je kunt drie dingen noemen die invloed hebben gehad op jouw eigen socialisatie. 
  • Je kan het verschil uitleggen tussen nature-aanhangers en nurture-aanhangers.

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kan de 3 manieren waarop socialisatie plaatsvindt noemen.
  • Je kan uitleggen wat sociale controle is en voorbeelden geven van negatieve/positieve sancties.
  • Je kan uitleggen wat internalisatie betekent. 

Slide 5 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Intro: De kippenjongen
  • Uitleg: Socialisatie
  • Vragen 4.2

Slide 6 - Diapositive

Socialisatie
= het bewust of onbewust aanleren van normen, waarden en gewoonten die bij jouw groep of samenleving horen.

Drie manieren van socialisatie: 
  1. Imitatie 
  2. Informatie 
  3. Sociale controle 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Aangeboren of aangeleerd?

nature = aangeboren
nurture = aangeleerd

bijv. ritmegevoel aangeboren of door veel drumlessen aangeleerd?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Zonder na te denken...
Internalisatie = gedrag is vanzelfsprekend geworden

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo

Goed of fout gedrag?
Gedrag wordt voortdurdend door onze omgeving gezien en gecontroleerd

  • Dat heet: sociale controle

  • Jouw omgeving laat zien of het jouw gedrag accepteert of niet, met sancties

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Individualisme en collectivisme
In individualistische culturen krijgen mensen in grote mate de vrijheid om een persoonlijke identiteit te ontwikkelen. De nadruk ligt op individuele ontplooiing. Denk bijvoorbeeld aan de Nederlandse en Amerikaanse cultuur.

In collectivistische culturen ligt de nadruk op de sociale identiteit. Het collectief staat boven het individu. Gastvrijheid en de zorg voor naasten zijn in deze culturen belangrijk. Denk bijvoorbeeld aan Arabische, Afrikaanse en Aziatische culturen.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Masculiniteit en feminiteit
In masculiene culturen zijn de werelden van vrouwen en mannen sterk gescheiden. Mannen hebben een leidende rol en zijn gericht op carrière. Vrouwen horen bescheiden en verzorgend te zijn. 

 In feminiene culturen lopen rollen van mannen en vrouwen meer in elkaar over. Voorbeelden zijn Nederland en de Scandinavische landen.

Slide 24 - Diapositive

Lees lesboek blz124-127
1. Wat is het verschil tussen nature-aanhangers en nurture-aanhangers?
2. Op welke manier heeft de overheid invloed op jouw socialisatie?
3. Op welke 3 manieren vindt socialisatie plaats? Geef van elke manier een voorbeeld. 
4. Wat wordt er bedoeld met internalisatie?
5. Wat is het verschil tussen je persoonlijke en je sociale identiteit? 
6. Wat is het verschil tussen een individualistische cultuur en een collectivistische cultuur?
7. Wat is het verschil tussen een masculiene en een feminiene cultuur?
timer
10:00

Slide 25 - Diapositive

Lezen: 4.2 - Worden wie
je bent (blz 124 t/m 127 - LB)
Maken: opdrachten 4,5,7 en 12
AAN DE SLAG!

Slide 26 - Diapositive

Cultuur bestaat uit:
A
normen, waarden gewoonten
B
normen, waarden, gewoonten en kenmerken
C
waarden, normen en tradities
D
normen, waarden, gewoonten en gedragsregels

Slide 27 - Quiz

Wat bedoelen we met de dominante cultuur?
A
de cultuur van de volwassenen
B
de cultuur van een kleine groep mensen
C
de cultuur die de meerderheid deelt
D
de cultuur van jongeren

Slide 28 - Quiz

Met subcultuur bedoelen we dat die cultuur:
A
afwijkt van de dominante cultuur
B
hoort bij de grootste groep van de samenleving
C
nog maar kort bestaat
D
verboden is

Slide 29 - Quiz

Wat is GEEN cultuur?
A
Wat je eet
B
Je geloof
C
De kleur van je ogen
D
Je kleding

Slide 30 - Quiz

Nature is ....
A
Aangeleerd
B
Aangeboren

Slide 31 - Quiz

Wat hoort bij nurture?
A
Opvoeding
B
Voetbaltalent
C
Ritmegevoel
D
Agressiviteit

Slide 32 - Quiz

Onder nurture valt
A
Je geslacht (mannelijk of vrouwelijk)
B
Je seksuele voorkeur
C
Je religie
D
Je opleiding tot muzikant

Slide 33 - Quiz

Wat is je sociale identiteit?
A
Het beeld dat je van jezelf hebt
B
Je normen en waarden.
C
De identificatie met verschillende groepen
D
Je omgeving.

Slide 34 - Quiz

Wat is socialisatie?
A
Sociaal zijn
B
Je netjes gedragen
C
aanleren van gewoonten die passen bij je cultuur
D
alle normen en waarden van een maatschappij

Slide 35 - Quiz

Dat de familie zich bemoeit met de partnerkeuze heeft te maken met de volgende cultuurdimensie..
A
masculien vs. feminien
B
collectivisme vs. individualisme
C
Individuele samenleving
D
Interesse en groepsbelang

Slide 36 - Quiz

In masculiene culturen wordt van vrouwen verwacht dat zij meer tijd besteden aan het huishouden en kinderen dan mannen.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quiz