15-3-2022 4BB herhaling hfst 10

Samenvatting hoofdstuk10 Voortplanting
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Samenvatting hoofdstuk10 Voortplanting

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn geslachtskenmerken?
  • Primaire geslachtskenmerken heb je vanaf je geboorte
  • Secundaire geslachtskenmerken ontwikkel je vanaf de puberteit

Je wordt vruchtbaar in de puberteit 
jongen - start productie zaadcellen
meisje - ongesteld  (eicel rijpen)

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer ben je puber?
De veranderingen in de puberteit vinden door hormonen plaats. 

De Hypofyse is een hormoonklier die zorgt  dat de geslachtsorganen zelf geslachtshormonen gaan maken.
- Zaadballen maken Testosteron--> zaadcellen
-Eierstokken maken oestrogeen-->eicellen

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe werken de geslachtsorganen van een man?
De zaadballen produceren vanaf de puberteit zaadcellen.
Opgeslagen in de bijballen.

50-70 miljoen zaadcellen per dag

Slide 4 - Diapositive

onderdelen bespreken, wat is het/ hoe werkt het
Geslachtsorgaan van de vrouw

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bevruchting
Een kern van een zaadcel versmelt met de kern van een eicel, 
dit vindt plaats in de eileider.

Innestelling: na ongeveer 6 dagen zet het bolletje cellen zich vast in het dikke baarmoederslijmvlies. Dan is de vrouw zwanger.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


In welk onderdeel vindt de bevruchting plaats?
A
2
B
1
C
11
D
5

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zwangerschap voorkomen


     Voorbehoedsmiddelen

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbehoeds-
middelen

Condoom: voorkomt dat sperma (met zaadcellen) in het lichaam van een vrouw komt.
Zo komen zaadcellen niet bij de evt. eicel en kan er geen bevruchting plaats vinden.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De pil
Bevat hormonen die ervoor zorgen dat er in de eierstokken geen eicellen rijpen.
Dus:
- Geen eisprong
- Geen bevruchting

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spiraaltje
Bevat koperdraad of hormonen.
Zorgt ervoor dat een bevruchte eicel niet in baarmoedervlies gaat nestelen.

Wordt door een arts in de baarmoeder geplaatst.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sterilisatie
Onderbreken van de zaadleiders of eileiders. 

Man: geen zaadcellen in het sperma

Vrouw: eicellen komen niet in de baarmoeder en er kunnen geen zaadcellen bij de eicel komen.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk middel zorgt dat er geen innesteling van een bevruchte eicel kan plaatsvinden?
A
de pil
B
een spiraal
C
het condoom
D
sterilisatie van de vrouw

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk middel zorgt dat je geen eisprong krijgt?
A
de pil
B
een spiraal
C
het condoom
D
sterilisatie van de vrouw

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem zoveel mogelijk betrouwbare voorbehoedsmiddelen/methoden om een SOA te voorkomen.

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarvoor heeft een plant bloemen?
De voortplantingscellen zitten in de bloemen:
- Zaadcellen noemen we de stuifmeelkorrels.
 - Eicellen zijn bij planten ook eicellen.

In de bloemen vindt de bevruchting plaats. Daaruit ontstaan de nakomelingen = zaadjes (waaruit een plantje kan groeien).

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bloem
Meeldraad
- helmdraad
- helmknop met stuifmeelkorrels

Stamper
- stempel
- stijl
- vruchtbeginsel met zaadbeginsels waarin eicellen zitten

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bestuiven en bevruchten
Bestuiven = stuifmeel komt (door insect of wind) op de stempel 
De stuifmeelkorrel vormt een buis door de stijl naar beneden, richting de vruchtbeginsels (met daarin de eicellen).
Bevruchten = kern van stuifmeelkorrel en eicel smelten samen - bevruchte eicel
Geslachtelijke voortplanting

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Heeft hier bestuiving plaatsgevonden?
En bevruchting?
A
wel bestuiving, geen bevruchting
B
zowel bestuiving als bevruchting
C
wel bevruchting, geen bestuiving
D
geen bestuiving, geen bevruchting

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ontstaan zaden en vruchten?
Na de bevruchting begint alles te groeien:
1. het vruchtbeginsel van de stamper groeit uit tot een vrucht

2. binnenin het vruchtbeginsel groeien alle zaadbeginsels waarbij de eicel is bevrucht uit tot een zaadje

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Je ziet hiernaast een appel. Hoeveel vruchten en zaden zie je?
A
1 vrucht 1 zaadje
B
1 vrucht 2 zaadjes
C
2 vruchten 1 zaadje
D
2 vruchten 2 zaadjes

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Insectenbloemen
Insect verzamelt nectar.

Stuifmeel plakt aan insect, en plakt aan de stempel bij dezelfde/ andere bloem.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Windbloemen
De wind neemt het stuifmeel mee.
Komt op de stempels van andere bloemen.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op de afbeelding zie je een windbloem.
Hebben windbloemen nectar?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem
C
Allebei

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Meerdere zaden
Uit elk zaadbeginsel waarvan de eicel is bevrucht, kan een zaad ontstaan.
Er kunnen dus meerdere zaden ontstaan in een vruchtbeginsel. 

Als de eicel niet wordt bevrucht, kan het zaadbeginsel niet uitgroeien tot een zaad. 

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verspreiding zaden
  • Door de wind
  • Door dieren
  • Door de plant zelf

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Levenscyclus van een plant
Zaad
Zaad
Vrucht
Bloem
Plant
Kieming

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zwangerschap heeft 2 fasen
1. De eerste 12 weken
In deze fase ontstaan alle organen van het kind. Dit heet ontwikkeling, het ongeboren kind heet dan een embryo

2. Van week 12 tot geboorte
In deze fase vindt alleen groei plaats, je noemt het ongeboren kind dan een foetus
Levenscyclus


Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ontkieming is het ontwikkelen van zaad tot een plant
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heeft een plant als eerste nodig om te ontkiemen?

A
Reservevoedsel
B
Aarde/grond
C
Water
D
Warmte

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ongeslachtelijke voortplanting
Hoe gaat voortplanting zonder bevruchting?

  • Voortplanting met bevruchting =
      geslachtelijke voortplanting
    - zaden
  • Voortplanting zonder bevruchting =
      ongeslachtelijke voortplanting
    - bollen / knollen / uitlopers

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions