Leren over het verkeer

Verkeer
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
GASVBeroepsopleiding

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Verkeer

Slide 1 - Diapositive

Algemene kennis
Hoe goed ken jij het verkeer?

Slide 2 - Diapositive


1. Een auto behoort tot het openbaar vervoer gezien deze op de openbare weg moet rijden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

2. Schrijf hieronder 1 onderdeel dat verplicht is aan een fiets.

Slide 4 - Question ouverte

3. Vanaf welke leeftijd mag je met een bromfiets rondrijden?
A
14
B
16
C
18
D
Er is geen minimumleeftijd

Slide 5 - Quiz

4. Wie van deze is geen zwakke weggebruiker?
A
Voetganger
B
Fietser
C
Rolschaatser
D
Autobestuurder

Slide 6 - Quiz

5. Aan een school telt vaak een snelheidsbeperking van 30 km/uur.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

6. Geef een voorbeeld van ‘openbaar vervoer’.

Slide 8 - Question ouverte

7. We gebruiken dit bord om aan te duiden dat je een druk bewoond gebied komt. Je rijdt nu max 50 km/u. Maar hoe noemen we dit?
A
Bewoonde wereld
B
Dorpshart
C
Bebouwde kom
D
Woonerf

Slide 9 - Quiz

8. Op het voetpad mag men met de fiets rijden tot een leeftijd van 19 jaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

9. Welke merken van auto's ken je allemaal?

Slide 11 - Question ouverte

10. Welk van deze borden is geen bord voor het verkeer?
A
B
C
D

Slide 12 - Quiz

11. Verkeerslichten zijn lichten die het verkeer verlichten als het donker is
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

12. Je komt aan een kruispunt en daar staat een agent het verkeer te regelen. Het licht springt op groen, maar de agent zegt dat je moet stoppen. Wat doe je?
A
Het licht is groen, dus ik rijd door
B
Ik geef voorrang aan de bestuurders van rechts
C
Ik stop omdat de agent dat zegt
D
Ik zoek een verkeersbord dat zegt wat ik moet doen

Slide 14 - Quiz

13. Behalve de agent, welke andere zaken zijn er in het verkeer die ons regels opleggen?

Slide 15 - Question ouverte

14. Voorrang geef je (bijna altijd) aan
A
Rechts
B
Links

Slide 16 - Quiz

15. Een fiets heeft geen richtingaanwijzer. Wat moet de fietser doen om aan te tonen dat hij/zij ergens wil inslaan?

Slide 17 - Question ouverte

Einde inleidingstest
Hoeveel behaalde je? Noteer het in je cursus!

Slide 18 - Diapositive



Verkeersborden hebben niet zomaar een kleur en een vorm. Aan de vorm én de kleur én het teken zie je wat het bord betekent. Er zijn vijf verschillende soorten verkeersborden:

Slide 19 - Diapositive

GEVAARSBORDEN =
A
pas-op-borden
B
je mag niet-borden
C
je moet-borden
D
hier is-borden

Slide 20 - Quiz

VERBODSBORDEN =
A
pas-op-borden
B
Je mag niet-borden
C
Je moet-borden
D
Hier-is-borden

Slide 21 - Quiz

GEBODSBORDEN =
A
Je mag niet-borden
B
Hier is-borden
C
Wie gaat voor-borden
D
Je moet-borden

Slide 22 - Quiz

AANWIJZINGSBORDEN =
A
Hier is-borden
B
Wie gaat voor-borden
C
Hier is-borden
D
Je mag niet-borden

Slide 23 - Quiz

VOORRANGSBORDEN =
A
Hier is-borden
B
Je mag niet - borden
C
Wie gaat voor-borden
D
Je moet-borden

Slide 24 - Quiz

Opdracht: sta recht, doe je ogen dicht en luister naar je leerkracht.  

Slide 25 - Diapositive

Vragen:
• Wie heeft er al eens door het rood gereden met de fiets?
• Wie heeft er al eens zonder licht gefietst wanneer het donker was?
• Wie heeft er al eens meegereden op de bagagedrager van een vriend(in)?
• Wie heeft er al eens te veel gedronken en is toch naar huis gefietst?
• Wie heeft er al eens ge-sms’t tijdens het fietsen?

=> De leerlingen die het risico al eens genomen hebben, moeten terug gaan zitten.

Slide 26 - Diapositive