Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Thema 1: Planten en dieren
Basisstof 2: Groei en ontwikkeling
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen:
1. Je kunt omschrijven wat groei en wat ontwikkeling is.
2. Je kunt de delen van een zaad noemen met hun functie.
3. Je kunt de ontwikkeling van een zaadplant beschrijven.
Slide 2 - Diapositive
Organisme is een ander woord voor levend wezen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
Zie je hier organismen?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
Voortplanten is een levenskenmerk. Als je je kunt voortplanten, dan ben je een organisme.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Bij welk levenskenmerk past deze afbeelding?
Slide 6 - Question ouverte
Een augurk in een pot is levenloos.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Groei
Alle organismen groeien.
Groeien = groter en zwaarder worden.
Zelf ben je ook groter en zwaarder geworden dan toen je een baby was.
Slide 8 - Diapositive
Een zaad
De meeste planten groeien uit zaden.
De zaadhuid beschermt het zaad. de witte vlek is de navel. daarmee zat het zaadje vast aan de plant. Onder de navel zit een donker, hartvormig bultje. Boven de navel zit een heel klein gaatje, het poortje. Hierdoor neemt het zaadje water op.
Slide 9 - Diapositive
Een zaad
In een zaad zit een kiem. Dat is een klein worteltje, stengeltje en blaadjes. Dit is het begin van een nieuwe plant. De kieming begint als het zaad water opneemt.
De eerste blaadjes die boven de grond komen, zijn de zaadlobben. Deze bevatten voedingsstoffen.
Slide 10 - Diapositive
Ontwikkeling
Als een kiemplantje groeit, wordt het groter en zwaarder. Ook de vorm verandert.
De wortel vertakt zich
Aan de stengel groeien bladeren
Soms ontstaan bloemen
Deze veranderingen noem je ontwikkeling.
Slide 11 - Diapositive
Dieren
Ook dieren groeien en ontwikkelen zich.
Zie als voorbeeld deze pinguïn:
Uit het ei komt een jong.
Het jong ziet er al uit als een volwassen pinguïn, maar dan met donsveren.
Het jong wordt groter en zwaarder, zijn veren veranderen.
Slide 12 - Diapositive
Je kunt zien dat de uil is gegroeid, omdat hij groter is geworden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Als een organisme groeit, dan verandert de .............. van het organisme
A
Bouw
B
Grootte
C
Kleur
D
Vorm
Slide 14 - Quiz
Ontwikkeling is het optreden van veranderingen in de bouw van een organisme.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
Wat is een goed voorbeeld van ontwikkeling?
A
Als een boom een dikkere stam krijgt
B
Als een boom zijn bladeren laat vallen
C
Als een plant een langere steel krijgt
D
Als een plant grotere bladeren krijgt
Slide 16 - Quiz
Bij de kieming beschermen de zaadlobben het groeiende kiemplantje.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
Bij de kieming neemt een zaad water op via de navel.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
De zaadlobben bevatten reservevoedsel voor het kiemplantje
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
Aan de slag!
Huiswerk:
Lezen:
Thema 1, basisstof 2 Groei en ontwikkeling
Maken:
Basisstof 2 in je werkboek (opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9