spelling hst 3 + herhaling grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

 spelling hst 3 + herhaling grammatica

Na deze les ...

Weet je weer wat je over grammatica moet weten

Kun je uitleggen waar je hoofdletters gebruikt en doe je dat zelf ook goed

Weet je welke dicteewoorden je al goed schrijft en welke je nog extra moet oefenen

Heb je al je vragen gesteld voor de toets

Code: 917345

917345

Altijd dezelfde volgorde!

1. onderstreep de PV     maak een vraag van de zin
2. zet zinsdeelstrepen     alles wat voor de pv kan staan = zd
3. benoem het WG     alle werkwoorden in de zin
4. benoem het onderwerp     wie/wat + WG
5. benoem het LV     wie/wat + WG + O
6. benoem het MV      aan wie/ voor wie + WG + O + LV  

leren?

basisacademie, taalverzorging?

Voltooid deelwoord 

Een voltooid deelwoord (vd) begint vaak met ge-.

Bij een voltooid deelwoord staat altijd een vorm van hebben, zijn of worden. Een voltooid deelwoord staat vaak aan het eind van de zin.

Het voltooide deelwoord van sterke werkwoorden eindigt meestal op -en. Je schrijf het zoals je het zegt.

• Wij zijn snel naar huis gereden.

voltooid deelwoord 

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op -d of -t. Maak het voltooid deelwoord langer. Dan hoor je of het -d of -t moet zijn.

• De rekening is betaald. (de betaalde rekening)

• De schoenen zijn ingepakt. (de ingepakte schoenen)

Vorm van het werkwoord die gebruikt wordt om de voltooide tijd te vormen. Er staat altijd een vorm van hebben, zijn of worden bij.

Een voltooid deelwoord ...

1. staat altijd aan het begin van een zin
2. staat vaak in het midden van een zin
3. staat meestal aan het eind van een zin

Voltooid deelwoorden van zwakke werkwoorden

1. eindigen altijd op -t
2. eindigen altijd op -d
3. kun je verlengen om te horen wat de laatste letter is.
4. bestaan niet

voltooid deelwoorden van sterke werkwoorden

1. bestaan niet
2. eindigen meestal op -d
3. eindigen meestal op -en
4. eindigen vaak op -t

Bij een voltooid deelwoord gebruik je vaak het werkwoord

1. doen, laten
2. hebben, zijn
3. rijden, lopen
4. gaan, hinkelen

splitsbare werkwoorden

werkwoorden die in stukken verdeeld kunnen worden

Voltooid deelwoord van splitsbare werkwoorden

Bij het voltooid deelwoord van splitsbare werkwoorden, schrijf je -ge- tussen beide delen.

Je schrijft het woord aan elkaar.

• Ik heb mijn gordel vastgemaakt.

• Ik heb Joeri overgehaald.

Een voorbeeld van een splitsbaar werkwoord is

1. opmaken
2. maken
3. openen
4. opperen

Een goed voorbeeld van een voltooid deelwoord van een splitsbaar werkwoord is

1. ik maakte het bed op
2. ik heb het bed opgemaakt
3. ik ging het bed opmaken
4. ik opmaakte het bed

Noem zelf een voorbeeld van een splitsbaar werkwoord

Hoofdletters....

Aan het begin van een zin en.....

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Als een zin begint met ’s of ’t.....

1. dan schrijf je dit met een kleine letter
2. Het woord daarna krijgt geen hoofdletter

Als een zin begint met een getal in cijfers,

1. dan gebruik je daarna een hoofdletter.
2. dan gebruik je daarna géén hoofdletter.

Soms staat er tussen iemands voor- en achternaam een tussenvoegsel: een klein woordje zoals van, de, van der

1. Je schrijft dat met een kleine letter
2. Je schrijft dat met een hoofdletter

staat er géén voornaam of -letter, dan schrijf je het tussenvoegsel

1. ook niet met een hoofletter
2. wél met een hoofletter

luister naar het woord en toets het goed in

luister naar het woord en toets het goed in

luister naar het woord en toets het goed in

luister naar het woord en toets het goed in

luister naar het woord en toets het goed in

Dit vond ik van deze les.....

Na deze les ...

Heb je je kennis over voltooid deelwoorden opgefrist

Weet je weer hoe je splitsbare werkwoorden herkent en gebruikt

Kun je uitleggen waar je hoofdletters gebruikt en doe je dat zelf ook goed

Weet je welke dicteewoorden je al goed schrijft en welke je nog extra moet oefenen