Koopkracht & inflatie

KOOPKRACHT & INFLATIE
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Introduction

Aan het eind van deze les weet je wat koopkracht en inflatie betekent. Je leert ook wat indexcijfers zijn.

Éléments de cette leçon

KOOPKRACHT & INFLATIE

Slide 1 - Diapositive

leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je uitleggen wat koopkracht en inflatie betekent. Je kunt daarbij ook uitleggen hoe de koopkracht wordt beïnvloed door inflatie.

Slide 2 - Diapositive

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.

Slide 3 - Diapositive

0

Slide 4 - Vidéo

Inflatie
Inflatie betekent een algemene prijsstijging van goederen en diensten.

Door inflatie wordt de koopkracht kleiner, als je inkomen niet net zoveel stijgt als de inflatie.

Het tegenovergestelde van inflatie noemen we DEFLATIE.

Slide 5 - Diapositive

De gemiddelde prijs van boodschappen steeg afgelopen jaren.

Slide 6 - Diapositive

De gemiddelde prijs van woningen steeg afgelopen jaren.

Slide 7 - Diapositive

inkomensstijging > prijsstijging
koopkracht neemt toe
inkomensstijging < prijsstijging
koopkracht neemt af

Slide 8 - Diapositive

Oorzaken inflatie
  • Loonverhoging
  • Hogere grondstofprijzen zoals olie en graan
  • Meer vraag van consumenten naar goederen of diensten
  • Minder aanbod van producten
  • Hogere belastingen of andere heffingen door de overheid

Slide 9 - Diapositive

Soorten inflatie
Inflatie: als producten duurder worden.

Als producten duurder worden omdat er veel vraag naar die producten is, noem je dat bestedingsinflatie.

Als producten duurder worden omdat het maken van de producten duurder wordt, noem je dat kosteninflatie.

Slide 10 - Diapositive

Wat heb je geleerd?

Slide 11 - Diapositive

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten die je kunt kopen.
C
Hoeveel spaargeld je hebt
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 12 - Quiz

Job zijn inkomen blijft gelijk, maar de prijzen stijgen. Welk antwoord is juist?
A
Hij heeft meer koopkracht.
B
Hij heeft minder koopkracht.

Slide 13 - Quiz

Al de koopkracht toeneemt dan stijgt het inkomen meer dan ...
A
de inkomsten.
B
de prijzen.

Slide 14 - Quiz

Juist of onjuist?
Door inflatie daalt de koopkracht
van je geld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Wat is inflatie?

Slide 16 - Question ouverte

Welke oorzaken zijn er voor inflatie?

Slide 17 - Question ouverte

Er is heel veel vraag naar de nieuwe iPhone, de Iphone wordt steeds duurder, dit noem je ...
A
kosteninflatie.
B
bestedingsinflatie.

Slide 18 - Quiz

Vind je de begrippen inflatie en koopkracht nog lastig? Bekijk dan de volgende video voor extra uitleg.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo