Schooltaalwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Schooltaal

Sommige woorden gebruik je zelf niet zo snel. In schoolboeken kom je ze wel vaak tegen. Ook gebruiken docenten ze weleens. Zulke woorden noem je schooltaal. Voorbeelden van schooltaalwoorden zijn ‘begrip’, ‘kortom’ en ‘samenvatting’.

Schooltaalwoorden zijn...

... woorden die vooral op school worden gebruikt, bijvoorbeeld in je lesboek of in toetsen.

Schooltaalwoorden moet je kennen, omdat...

Je moet schooltaal worden kennen, zodat je de teksten in je lesboek of op je toets beter begrijpt.

Voorbeelden schooltaalwoorden

Beweren - zeggen dat iets zo is

Verspreid - verdelen

Beoordelen - zeggen wat je vindt

Schooltaalwoorden

- zijn belangrijk om te kennen voor alle vakken!

- gebruik je bij het lezen van teksten en vragen in je toets of in je lesboek.

Bevatten

1. begrijpen
2. geloven
3. vasthouden
4. inhouden

Definitief

1. conclusie
2. blijvend
3. uitwerking
4. voorspoedig

Ondanks

1. Dankzij
2. gevolg
3. niet te danken aan
4. teken dat een begrip voorstelt

globaal

1. precies
2. de grootte
3. ruw geschat
4. uitwerking

noteren

1. opschrijven
2. noten lezen
3. voeren
4. bevatten

constateren

1. herkennen
2. conclusie trekken
3. contact opnemen
4. vaststellen

interpreteren

1. op een bepaalde manier opvatten
2. innemen
3. omgaan met
4. handeling met een bepaald doel

Variëren

1. optreden
2. concluderen
3. verenigen
4. verschillen

Toelichten

1. onderbouwen
2. inzien
3. bekijken
4. benaderen

Spreekwoorden en uitdrukkingen

Met spreekwoorden en vaste uitdrukkingen maak je een tekst afwisselender. Je zegt met andere woorden hetzelfde.

De betekenis van een spreekwoord of uitdrukking zoek je bij het belangrijkste woord, het kernwoord. Als er meerdere kernwoorden in een spreekwoord of uitdrukking staan, zoek je bij het eerste kernwoord.

Daar heb ik geen kaas van gegeten.

Ik ga even een dutje doen.

Wat ben je chagrijnig.

Je moet wel goed uitkijken!

Daar heb ik geen verstand van.

Ik ga even een uiltje knappen.

Jij bent zeker met je verkeerde been uit bed gestapt!

Je moet wel uit je doppen kijken!

Zelfstandig werken

Nu ga je zelfstandig aan de slag. 

Bij rood werk je zelf zonder overleg. 

Bij oranje mag je vragen stellen 

aan jouw docent.

Bij groen mag je overleggen.