Theorie: Fictie § 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

• Ga rustig op je plek zitten.
• Leg je boeken en device op tafel.
• Login op LessonUp.app.

WELKOM!

Agenda

• Lezen (10 minuten)
• Uitleg § 2 (10 minuten)
• Zelfstandig aan de slag (20 minuten)
• *Woord van de dag (5 minuten)

10 minuten lezen!

§ 2 Personages

• Je leert je inleven in een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt.

Wat is fictie?

Wat is non-fictie?

Wat zijn personages?

Welke personages bestaan er allemaal in een verhaal?

Snap je dit wel?

• Ga zelfstandig aan de slag met:
• Opdracht 1 t/m 4.
• Blz. 72
• Ben je klaar? Maak opdracht 5.
• Laat aan het einde van de les zien hoe ver je bent gekomen.
  

Snap je dit nog niet helemaal?

Blijf vooral luisteren naar mijn uitleg...

§ 2 Personages

• Alle personen die een rol spelen in een verhaal noem je personages.
• Het belangrijkste personage, degene over wie het hele verhaal gaat, is de hoofdpersoon.
• Veel verhalen hebben maar één hoofdpersoon, maar er zijn ook verhalen met meerdere hoofdpersonen.
• Alle andere personages zijn bijfiguren.

Inleven

• Omdat in verhalen niet alleen wordt beschreven wat personages meemaken, maar ook hoe ze zich voelen, ga je hun gedrag vaak beter begrijpen. 
• Dat noem je inleven.

Zelfstandig aan de slag

• Maak opdracht 1 t/m 3.
• Blz. 72
• Ben je klaar? Maak opdracht 4.
• Laat aan het einde van de les zien hoe ver je bent gekomen.