Vaktheorie Goederen ontvangen en verwerken hst 3, 4 en 5

• Retail
• MBO
• Studiejaar 1

Wat staat er op een retourbon ? (2pt)
Let op! Twee antwoorden zijn juist.

1. A. Afzender
2. B. Artikelnummers
3. C. Nieuwe bestelling
4. D. Aantal producten die je behoudt

2. Wat zijn voorbeelden van emballage? (2pt)
Let op! Twee antwoorden zijn juist.

1. A. Flessen
2. B. Zand
3. C. Pallets
4. D. Dolly

3. Wat is het verschil tussen een omverpakking en een consumentenverpakking? (1pt)

1. Een omverpakking bevat altijd reclame, een consumentenverpakking niet.
2. Een omverpakking is bedoeld om het product mooier te maken, een consumentenverpakking is alleen bedoeld voor bescherming.
3. Een omverpakking bevat de vrachtbrief, een consumentenverpakking bevat alleen informatie over het artikel.
4. Een omverpakking is een transportverpakking, een consumentenverpakking is de verpakking waarin het artikel in de winkel komt te staan.

4. Waarom voer je een steekproef uit? (1pt)

1. A. Omdat alle dozen openmaken en alle artikelen telen veel tijd kost.
2. B. Omdat je op die manier de kwaliteit van de hele partij kunt bepalen
3. C. Om vast te stellen of de chauffeur wel te vertrouwen is.
4. D. Om vast te stellen of er geen beschadigde goederen in de dozen zitten.

Welke verpakking hoort bij welke beschrijving? Zet de juiste verpakking bij de beschrijving. (2pt)

A. doos met daarin kleinere dozen met het artikel

B. stevige verpakking om beschadiging te voorkomen 

D. verpakking voor kleine en dure artikelen 

C. verpakking van het artikel in de winkel

Blisterverpakking

consumentenverpakking

omverpakking 

transportverpakking

6. Wat is een ander woord voor distributiecentrum? (1pt)

1. Centraal magazijn
2. Extern magazijn
3. Intern magazijn
4. Opslagruimte

Kies de juiste woorden - open en gesloten magazijn op de plekken van de cijfers (3pt)

De boekhandel heeft een magazijnmedewerker die het magazijn bijhoudt. Niemand anders komt in het magazijn. Dit is een voorbeeld van een ...(1).... De medewerkers van een sportzaak kunnen allemaal artikelen met een andere maat pakken in het magazijn. Dit is een voorbeeld van een ...(2).... In een elektronicazaak zet de magazijnbediende artikelen klaar die naar de winkel mogen. Het winkelpersoneel komt niet in het magazijn. Dit is een voorbeeld van een gesloten magazijn ...(3).... In een supermarkt mogen alle medewerkers in het magazijn komen. Dit is een voorbeeld van een ...(4).... Medewerkers van een schoenenwinkel lopen naar het magazijn om schoenen te halen. Dit is een voorbeeld van een ...(5).... Winkelmedewerkers van een juwelier bestellen sieraden bij de magazijnbediende. Hij levert de sieraden. Dit is een voorbeeld van een ...(6)....

Gesloten magazijn

Gesloten magazijn

Gesloten magazijn

Open magazijn

Open magazijn

Open magazijn

1

6

3

4

5

2

Hoe houd je rekening met fast movers en slow movers bij de indeling van het magazijn? (1pt)

1. Slow movers en fast movers zet je op plaatsen waar je makkelijk bij kunt.
2. Slow movers en fast movers zet je op plaatsen waar je moeilijk bij kunt.
3. Slow movers zet je op plaatsen waar je makkelijk bij kunt, fast movers zet je op plaatsen waar je moeilijk bij kunt.
4. Slow movers zet je op plaatsen waar je moeilijk bij kunt, fast movers zet je op plaatsen waar je makkelijk bij kunt.

Wat is derving? (1pt)

1. A. Het missen van inkomsten of goederen
2. B. Het geven van korting aan vaste klanten
3. C. Klanten naar de winkel lokken met korting
4. D. Het mislopen van winst door concurrentie

Nordin werkt in het magazijn van een doe-het-zelf zaak. Hij moet het vak met zakken zand aanvullen. Het is zwaar werk. De zakken zijn groot en zwaar. In het magazijn staat een pallet met zandzakken.
Welk intern transportmiddel gebruikt Nordin om het zand in de winkel te brengen? (1pt)

1. dolly
2. etagewagen
3. pallettrekker
4. rolcontainer

Wat is het verschil tussen prijsdistributie en servicedistributie? (1pt)

1. Bij prijsdistributie is de prijs van het artikel zo laag mogelijk, bij servicedistributie verleent de winkel veel service.
2. Bij prijsdistributie proberen winkeliers de prijs zo hoog mogelijk op te drijven, bij servicedistributie blijft de prijs laag.
3. Bij prijsdistributie wordt de winkel zo mooi mogelijk aangekleed, bij servicedistributie is de aankleding van de winkel sober.
4. Bij prijsdistributie zijn de afleverkosten niet bij de prijs inbegrepen, bij servicedistributie is dat wel het geval.

Wat is het voordeel van een verticale presentatie?
Let op meerdere antwoorden zijn goed (3pt)

1. De klant hoeft minder heen en weer te lopen.
2. De loopsnelheid van de klant neemt toe.
3. De winkel is overzichtelijk voor de klanten.
4. Het schap is heel overzichtelijk.

Welke presentatiehoogte hoort bij welke zone? Sleep het juiste begrip naar de hoogtes. (2pt)

tussen de 120 en 160 cm

tussen de 80 en 120 cm

tussen 0 tot 80 cm 

160 cm en hoger 

Bukhoogte 

Grijphoogte

Ooghoogte 

Reikhoogte

Wat is consumptieverwantschap bij artikelen? (1pt)

1. De artikelen zijn allemaal ongeveer even duur.
2. De artikelen zijn allemaal ongeveer van dezelfde kwaliteit.
3. De artikelen zijn door de consument niet te onderscheiden.
4. De artikelen voorzien in dezelfde behoefte van de consument.

Leg de vier begrippen uit (4pt):
Collo, Pakbon, FIFO, NVWA

Einde