Unit 2.5 - Comparisons Recap

English
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

English

Slide 1 - Diapositive

Weekplanning
Mk: Unit 2.6, 1 t/m 6 + Speaking assignment!
Lr: Herh. Studybox 2.2 t/m 2.5

Planning
1. Start of the New Year! 
2. Lesdoelencheck & afspraken
3. Check Comparisons
4. Info speaking assignment






Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

What did you do in your
Christmas break?

Slide 4 - Carte mentale

New Year's Resolutions!
Wie heeft er nog goede voornemens voor 2021?

Slide 5 - Question ouverte

Today's lesson aims

Slide 6 - Diapositive

Doelen van de les
Ik kan comparisons (vergelijkingen) toepassen in de zin.
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 7 - Quiz

Afspraken
Camera AAN
Microfoon UIT
Actieve houding AAN

Slide 8 - Diapositive

Afspraken
Active houding AAN
Let op!
Niet aangemeld bij TEAMS = Afwezig
Niet aangemeld bij LessonUp = Afwezig

Slide 9 - Diapositive

Recap Comparisons

Slide 10 - Diapositive

Comparisons 
In het Nederlands noemen we ze trappen van vergelijkingen.
Gebruik: Om mensen of dingen te beschrijven
Je vergelijkt ze met elkaar. 
Comparative: Vergrotende trap
  Superlative: Overtreffende trap. 
C
B
A
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.

Slide 11 - Diapositive

Comparisons 
Woorden van 1 lettergreep/syllable:
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est
old
older
oldest

Slide 12 - Diapositive

Comparisons 
Woorden van 3 lettergrepen of meer:
- Vergrotende trap: more 
- Overtreffende trap: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 13 - Diapositive

Comparisons 
Woorden van 2 lettergrepen - eindigend op -le/-er/-ow/-y
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est

Woorden van 2 lettergrepen - niet eindigend op -le/-er/-ow/-y
- Vergrotende trap: more
- Overtreffende trap: most


Slide 14 - Diapositive

Welk rijtje is juist?
A
Good - Better - Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small

Slide 15 - Quiz

That group is _____ the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious than
D
most serious than

Slide 16 - Quiz

Welk rijtje klopt niet?
A
nice - nicer - nicest
B
happy - happier - happiest
C
bad - badder - baddest
D
beautiful - more beautiful - most beautiful

Slide 17 - Quiz

It is _____ to find good football players than average ones.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest

Slide 18 - Quiz

Adele is famous. Lady Gaga is _____,
Michael Jackson is _____!
A
more famous, the most famous
B
famouser, the most famous
C
famouser, the famousest
D
more famouser, most famous

Slide 19 - Quiz

Speaking Assignment

Slide 20 - Diapositive

Doelen van de les
Ik kan comparisons (vergelijkingen) toepassen in de zin.
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 21 - Quiz