6e les - HV1B - Giving directions & articles

Good morning!
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Good morning!

Slide 1 - Diapositive

Goals
At the end of this lesson...

  • You know how to give directions
  • You know how articles work in English

Slide 2 - Diapositive

De verschillen?
Je hebt bepaalde en onbepaalde lidwoorden
DE en HET
Bepalende lidwoorden. De olifant (uit dat circus)
Hiervoor gebruik je altijd THE 
EEN
Onbepaald lidwoord. Een olifant
Hiervoor gebruik je soms A en soms AN

Slide 3 - Diapositive

Eerst A en AN...

Wat zijn volgens jou de verschillen?

Slide 4 - Diapositive

Eerst A en AN (een)

In welke zin is het lidwoord goed?
A
MY UNCLE HAS A NEW MOTORCYCLE
B
MY UNCLE HAS AN NEW MOTORCYCLE

Slide 5 - Quiz

De grammaticale regel...

MY UNCLE HAS A NEW CROSSMOTOR

WANNEER DE VOLGENDE LETTER ALS EEN MEDEKLINKER KLINKT DAN GEBRUIK JE A



Medeklinkers
B,C,D,F,G,H,J,K,L,M,N,P,Q,R,S,T,V,W,X,Y,Z

Slide 6 - Diapositive

De grammaticale regel...

MY BROTHER HAS AN OLD MOTORCYCLE

WANNEER DE VOLGENDE LETTER ALS EEN KLINKER KLINKT DAN GEBRUIK JE AN



Klinkers
A,E,O,I,U

Slide 7 - Diapositive

Let's see

Batman is ..... superhero.
A
A
B
AN

Slide 8 - Quiz

My sister loves to eat .... apple.
A
A
B
AN

Slide 9 - Quiz

So...?
A
WANNEER DE VOLGENDE LETTER ALS EEN MEDEKLINKER KLINKT DAN GEBRUIK JE A
bijvoorbeeld: A SUPERHERO
AN
WANNEER DE VOLGENDE LETTER ALS EEN KLINKER KLINKT DAN GEBRUIK JE AN 
bijvoorbeeld: AN APPLE

Slide 10 - Diapositive

Let op!
De keuze voor a of an hangt niet af van de (mede)klinker op papier, maar of je de (mede)klinker hoort.

Soms schrijf je een -h maar hoor je hem niet -> dan gebruik je a.

Soms schrijf je een -u, maar hoor je een -j of - h -> dan gebruik je an.


 

Slide 11 - Diapositive

BEWARE!!
A UNIVERSITY

De U klinkt als een J
(JOENIVERSITIE)
als iets klinkt als een medeklinker...A

Slide 12 - Diapositive

Examples
an hour  (je hoort our)
an honor (je hoort onour)
a university (je hoort juniversity)
a uniform (je hoort juniform)
a European (je hoort jeuropean)

Slide 13 - Diapositive



My sister has ... awesome bike.
A
A
B
AN

Slide 14 - Quiz



My grandfather wore .... uniform.
A
A
B
AN

Slide 15 - Quiz



My father has ... tiny boat
A
A
B
AN

Slide 16 - Quiz

The elephants live in .... nice zoo in New York
A
A
B
AN

Slide 17 - Quiz



The children went to ... awefull school
A
A
B
AN

Slide 18 - Quiz

Dus.. wanneer de volgende letter klinkt als een ........? dan gebruike je 'A'

Slide 19 - Question ouverte

En wanneer de volgende letter als een .....? klinkt, dan gebruik je 'AN'

Slide 20 - Question ouverte

Again, but the other way around:
Dus wanneer de volgende letter als en medeklinker klinkt, dan gebruik je het Engelse onbepaalde lidwoord:

Slide 21 - Question ouverte

THE in Dutch is...?

Slide 22 - Question ouverte

THE
gebruik je dus voor DE en HET door elkaar
Dit doe je vaak automatisch al helemaal goed :)

Je laat 'the' weg wanneer we het hebben over algemene zaken of een gebouw of plek met een bepaald doel. Ook wanneer er maar 1 persoon is met een functie, dan laat je 'THE' weg

Slide 23 - Diapositive

Let's practise some more
Flexbook pages 26 & 27
Exercises 28 a, b, c, d & e
Exercise 29
Study grammar 11 'articles'

Slide 24 - Diapositive

Ik kan de 3 verschillende Engelse 'articles' noemen
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

I can use English articles correctly
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage

Articles
Articles noemen we in het Nederlands lidwoorden.
In het Nederlands zijn dit: DE, HET en EEN
Lesdoel
Je leert de lidwoorden in het te Engels gebruiken

Slide 27 - Diapositive

Wat weet je al over lidwoorden in het Engels?

Slide 28 - Question ouverte

Lidwoorden in het Engels zijn: 
A, AN en THE


Een boom =
A tree
Een appel = An apple
Het bos = The forest
De bladeren = The leafs

Slide 29 - Diapositive

5

Slide 30 - Vidéo

00:44
Wat betekent 'square' in het Nederlands?
A
metro
B
kruispunt
C
rotonde
D
plein

Slide 31 - Quiz

00:50
Een juiste manier om om de weg te vragen is :
A
Excuse me, is this the right way to...
B
Excuse me, could you tell me where...
C
Excuse me, how do I get to...
D
Excuse me, what's the best way to...

Slide 32 - Quiz

01:04
Hoe zeg je dat iets aan de linkerkant is?
A
Go straight ahead
B
It is on the right
C
It is on the left
D
Go down there

Slide 33 - Quiz

01:26
Hoe zeg je dat iemand de tweede straat naar rechts moet?
A
Take the second street/road on the right
B
Take the first street/road on the right
C
Take the second street/road on the left
D
Take the first street/road on the left

Slide 34 - Quiz

01:41
'Across' betekent:
A
voor
B
aan de overkant
C
doorheen
D
(tegen)over

Slide 35 - Quiz

Giving direction instructions

On the next slide you will find 10 different pictures. Drag the correct blue description to the correct picture.

Slide 36 - Diapositive

Turn left
Roundabout
Next to
Go past
Take the second left
Turn right
Opposite
Take the second right
Traffic lights
Go straight on

Slide 37 - Question de remorquage

Listening task

Someone is going to give directions. Listen carefully and drag the blue letters (A, B, C and D) to the correct location.

Slide 38 - Diapositive

Klik hier
A
B
C
D

Slide 39 - Question de remorquage


A
crossroads
B
zebra crossing
C
traffic lights
D
roundabout

Slide 40 - Quiz

Wat zijn stoplichten?
A
Stop lights
B
traffic lights
C
stop signs
D
traffic stops

Slide 41 - Quiz

Homework
Study words: Theme words/A/B, C  & F (p. 48&49)
Study stones: 10 & 11 (p. 50) - goed leren en bijhouden!
Do: ex. 28, 29, 30

Slide 42 - Diapositive