week 40

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

¡Hola!

¿Qué vamos a hacer?

• noticias 
• dar y pedir información personal
• Lidwoorden en zelfst nw
• Países y nacionalidades
• números

Semana 40

Un muerto en Pantoja 

durante el encierro

Los deberes

week 41 L: woorden p 9, 10 en 12 en aantekening lidwoorden zelfstan. nw

M: LA p. 21 OPDR 4 TM 8 p. 30 OPDR 1 p. 31  OPDR 2,4,5 en 6

LE : 1.11 TM 1.17

Leerdoelen

• Ik ken de getallen 0 tot en met 30 
• Ik ken de maanden
• Ik kan persoonlijke informatie over mezelf vertellen .
• Ik weet hoe je persoonlijke informatie kunt vragen en antwoord geven

• Ik oefen met het lidwoord en zelfstandig naamwoord

Aan het einde van de les...

• Heb ik deze lessonup doorlopen en bijbehorende opdrachten gemaakt 
• Heb ik een begin gemaakt aan tarea final (poster)

Tarea 

final

Los números

Leerdoel: getallen t/m 31

LA P. 21

Vul je woordenlijst 2.4  aan met de getallen 

Los números

Maak LA p. 21 OPDR 5 TM 8

Leerdoel:los números

REPASO: Ordena los números de menor a mayor

1

2

3

4

5

6

7

8

9

siete

nueve

cuatro

dos

uno

tres

cinco

ocho

seis

Ordena los números de menor a mayor (van klein naar groot,  van links naar rechts) 

20

13

23

15

14

17

30

29

12

Treinta

doce

quince

trece

veinte

veintitrés

catorce

veintinueve

diecisiete

Los meses del año

Leerdoel: maanden van het jaar

LA p. 21

Vul je woordenlijst 2.4  aan met de maanden 

enero

julio

abril

junio

octubre

marzo

julio

mayo

enero

abril

febrero

junio

noviembre

agosto

octubre

diciembre

septiembre

enero

diciembre

mayo

octubre

abril

Los reyes magos (Drie koningen)

Día de la madre

Día de los animales

Víspera de todos los santos (Halloween

Navidad

Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden

Leerdoel: lidwoorden & zelfstandige naamwoorden

Module p. 26 - 29

	Mannelijk	Vrouwelijk	Mannelijk	Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud

Bepaald (de/het)

Onbepaald (een)

EL

UN

LOS

UNOS

LA

UNA

LAS

UNAS

EL

LA

LOS

LAS

libro

mochilas

diccionario

pizarra

hotel

hoteles

ciudad

estación

alumnos

ciudades

alumno

mesas

Als een zelfstandig naamwoord eindigt op een medeklinker en je meervoud wilt maken ...

1. ... plak je er -es achter
2. ... plak je er direct een -s achter

Maak meervoud:
el bolígrafo

1. el bolígrafos
2. las bolígrafos
3. los bolígrafos
4. els bolígrafos

Maak meervoud:
la mesa

1. las mesa's
2. las meses
3. los mesos
4. las mesas

Maak meervoud:
la ciudad

México city

1. las ciudads
2. las ciudades
3. las ciudadas
4. las ciudad's

Maak meervoud:
el árbol

1. la árbolesa
2. los árbolos
3. los árboles
4. el árboles

Zet de volgende woorden in het meervoud.

la mesa

el profesor

el libro

el rotulador

la mochila

Dar y pedir información personal

woordenlijst  2.2

00:09

Hoe oud is Eva?

00:14

Ze woont in Ponferrada.

1. waar
2. niet waar

00:25

Hoe zegt Carmen hoe oud ze is?

1. Tengo .... años
2. Soy ... años
3. Vivo ... años

00:31

Waar komt Carmen vandaan?

1. Ponferrada
2. Vallalodid

00:36

Hoe heet haar man?

00:44

Wat voor een beroep heeft Juan?

01:00

Hoe gaat het met Eva en haar vriendin?

01:26

Hoe zeg je in het Spaans "Ik woon"?

1. Soy de ...
2. Tengo ... años
3. Vivo en ...

01:47

Hoe vraag je aan iemand hoe iemand heet in het Spaans?

01:56

Hoe vraag je in het Spaans hoe oud iemand is?

1. ¿Dónde vives?
2. ¿Cuántos años tienes?

02:14

Hoe vraag je waar iemand vandaan komt?

1. ¿De dónde eres?
2. ¿Dónde vives?

Corregir

los deberes

Corregir 

los deberes