Starttaal instap thema 1 taak D: Mag ik iets vragen?

Nederlands
Starttaal instap deel B

Taak B: Ik heb een vraag
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Starttaal instap deel B

Taak B: Ik heb een vraag

Slide 1 - Diapositive

Doel
Aan het einde van deze taak:

Weet jij hoe je een vraag stelt.

Weet jij de goede manier om dat te doen.

Weet jij wanneer je jij en u gebruikt.

Slide 2 - Diapositive

Je vraag beginnen
Je vraag heeft vaak 1 van deze woorden:
- Wie
- Wat
- Waar
- Wanneer
- Waarom
-Hoe


We noemen dit vraagwoorden!

Slide 3 - Diapositive

Bladzijde 116

Slide 4 - Diapositive

Voorbeelden
Van wie hebben wij vandaag les?
Waar hebben wij les?
Waarom moet ik dat doen?
Wat gaan we doen?
Hoe kom ik bij lokaal 207?
Wanneer ben ik uit?

Slide 5 - Diapositive

Voorbeelden
Met wie werk ik vandaag samen?
Waar liggen de tosti's
Waarom moet ik dat doen?
Wat moet ik doen als ik klaar ben?
Hoe werkt de koffiemachine?
Wanneer mag ik pauze houden?

Slide 6 - Diapositive

Maak 6 vraagzinnen in 1 minuut

Wie . . .  ?
Waar . . . ?
Waarom . . . ?
Wat . . . ?
Hoe . . . ?
Wanneer . . . ?
timer
1:00

Slide 7 - Diapositive

Kijken en luisteren (blz. 117)
Koffiemachine 1

Wat wil de stagiair weten?
Aan wie kan de stagiair het beste de vraag stellen?

Slide 8 - Diapositive

Wat wil de stagiaire weten?

Slide 9 - Question ouverte

Aan wie kan de stagiair het beste zijn vraag stellen?

Slide 10 - Question ouverte

Koffiemachine 2 (blz 118)
Welke vraag zou de stagiair nu aan mevrouw Croes kunnen stellen?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Koffiemachine 3 (blz 118)

Slide 14 - Question ouverte

Een vraag voorbereiden
Wat?
Wie?
Welke vraag?

Slide 15 - Diapositive

Opdracht 2
Wat wil de jongen weten?

Slide 16 - Question ouverte

Aan wie kan de jongen zijn vraag het beste stellen?

Slide 17 - Question ouverte

Gespreksregels Blz 121
Opdracht 3
Aandacht vragen 1

Slide 18 - Question ouverte

Aandacht vragen 2
blz 122

Slide 19 - Question ouverte

Bij welke mensen gebruik je
'u' in een vraag?

Slide 20 - Carte mentale

Onbekende mensen in een winkel

U of jij?
A
U
B
Jij
C
U en Jij

Slide 21 - Quiz

De buurvrouw van 65 jaar

U of jij?
A
U
B
Jij
C
U en Jij

Slide 22 - Quiz

Leeftijdgenoten die je niet kent

U of jij?
A
U
B
Jij
C
U en Jij

Slide 23 - Quiz

Een verpleegkundige van 18 jaar in het ziekenhuis.
U of jij?
A
U
B
Jij
C
U en Jij

Slide 24 - Quiz

Hoe zit het nou met "u"
Je gebruikt u als:
- je praat met een persoon in officiële functie, zoals de dokter.
- je praat met een persoon die niet kent.

Soms: tegen iemand die ouder is.
Je zegt dan vaak: "meneer" of "mevrouw"
Je gebruikt "u", omdat het netjes is.

Slide 25 - Diapositive

Samen lezen

Slide 26 - Diapositive

Numo:
Taken  en doelen van de taalklas

Slide 27 - Diapositive