Les 4 - uitleg persoonlijk voornaamwoord / werkwoord 'sein'

Deutsch
2A/2B

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Deutsch
2A/2B

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
- Uitleg persoonlijk voornaamwoord + werkwoord 'sein'
- Oefenen
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Diapositive

Aantekening persoonlijk
voornaamwoord Kapitel 1
ik
ich
jij
du
hij
er
zij (ev)
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij (mv)
sie
u
Sie

Slide 3 - Diapositive

Aantekening werkwoord
'sein' Kapitel 1
ik ben
ich bin
jij bent
du bist
hij is
er ist
zij (ev) is
sie ist
het is
es ist
wij zijn
wir sind
jullie zijn
ihr seid
zij (mv) zijn
sie sind
u bent
Sie sind
Stappenplan:
1) welke persoon staat er in de zin? Wie/wat doet er iets?
2) Schrijf de goede vorm van het werkwoord op.


LET OP: ZORG DAT JE HET RIJTJE UIT JE HOOFD LEERT!
Oefenzin:
Du .................... gut in Deutsch.

Slide 4 - Diapositive

Vul de goede vorm van het werkwoord 'sein' in.

Er .............. Lehrer.

Slide 5 - Question ouverte

Vul de goede vorm van het werkwoord 'sein' in.

Wir .......... nicht zu Hause.

Slide 6 - Question ouverte

Vul de goede vorm van het werkwoord 'sein' in.

Ihr ......... meine Freundinnen.

Slide 7 - Question ouverte

Vul de goede vorm van het werkwoord 'sein' in.

Lisa ....... 16 Jahre alt.

Slide 8 - Question ouverte

Vul de goede vorm van het werkwoord 'sein' in.

Frau Müller, wo ............ Sie?

Slide 9 - Question ouverte

Vul de goede vorm van het werkwoord 'sein' in.

Ich ............ in Berlin gewesen.

Slide 10 - Question ouverte

Zelfstandig aan de slag!
Je gaat naar: Magister - leermiddelen - Neue Kontakte 7e editie.
 

Kapitel 1:
Maken: Aufgaben 10 t/m 13 van paragraaf D 
Klaar? Maak slim stampen D

Wat heb je nodig?
Opgeladen laptop, boek en oortjes.

Hoe maak je dit?
Je maakt de opdrachten of in je boek (als je dit met mij afgesproken hebt) of online. Werk je online? Zorg dat je 55% of meer goed hebt.


Gebruik bij de opdrachten waar nodig de naslag én 
je aantekening!

Slide 11 - Diapositive