Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
2ha chap2 herhaling het bijvoeglijk naamwoord
Overhoring E
Répétition: bijvoeglijk naamwoord (quiz)
Au travail
Focusleren
1 / 53
suivant
Slide 1:
Diapositive
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
53 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Overhoring E
Répétition: bijvoeglijk naamwoord (quiz)
Au travail
Focusleren
Slide 1 - Diapositive
Focusleren
Je mag leren met
Quizlet
of je boek.
chap1
vocabulaire
E
phrases
C
herhalen
être / avoir présent
timer
5:00
Slide 2 - Diapositive
Overhoring chap 2 voca E
Jullie gaan in stilte de overhoring maken.
Klaar?
Nakijken
Slide 3 - Diapositive
Het bijvoeglijk naamwoord (quiz)
Slide 4 - Diapositive
Het bijvoeglijk naamwoord
Herhaling leerjaar 1
Onregelmatige vormen
Plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 5 - Diapositive
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 6 - Quiz
Geef 2 voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden in het Frans.
Slide 7 - Carte mentale
Een bijvoeglijk naamwoord....
A
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
B
zegt iets over een werkwoord
Slide 8 - Quiz
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
1. Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 9 - Diapositive
Hoe vervoeg je de bijvoeglijk naamwoorden? :
bijvoeglijk naamwoord + es
bijvoeglijk naamwoord + e
bijvoeglijk naamwoord + s
mannelijk meervoud
vrouwelijk enkelvoud
vrouwelijk meervoud
Slide 10 - Question de remorquage
Herhaling
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
timer
1:00
grande
grandes
grand
grands
Slide 11 - Question de remorquage
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petites.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petite.
Slide 12 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage est petit
B
La plage est petits
C
La plage est petite
D
La plage est petites
Slide 13 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Le lit est grand.
B
Le lit est grande.
Slide 14 - Quiz
La voiture est .........
A
grandes
B
grands
C
grande
D
grand
Slide 15 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert
B
La fleur est verte
Slide 16 - Quiz
M ENKV
M MV
VR ENKV
VR MV
GOED
BON
BON
S
BON
NE
BON
NES
MOOI
BEAU
BEAU
X
B
ELLE
B
ELLES
NIEUW
NOUVEAU
NOUVEAU
X
NOUV
ELLE
NOUV
ELLES
OUD
VIEUX
VIEUX
VI
EILLE
VI
EILLES
BON, BEAU, NOUVEAU, VIEUX
Slide 17 - Diapositive
La dame est ..........
A
vieux
B
vieu
C
vieille
D
vieilles
Slide 18 - Quiz
Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
J'ai eu une _____________ [bon] note pour la dictée d'anglais. [goed]
Slide 19 - Question ouverte
Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
Vous avez une _____________ [beau] maison .
Slide 20 - Question ouverte
Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm.
Vous avez une _______ [grand] maison .
Slide 21 - Question ouverte
Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
C'est une matière _____________ [difficile] ?
Slide 22 - Question ouverte
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
2. Plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 23 - Diapositive
Plaats van het bijv. nw.
In het Nederlands:
Wij hebben een
grijze
kat.
In het Frans:
Nous avons un
chat
gris.
Slide 24 - Diapositive
Plaats van het bijv. nw.
In het Nederlands:
Wij hebben een
grijze
kat.
In het Frans:
Nous avons un
chat
gris.
In het FR bijna altijd erachter!
Slide 25 - Diapositive
Plaats van het bijv. nw.
In het Nederlands:
Wij hebben een
grijze
kat.
In het Frans:
Nous avons un
chat
gris.
In het FR bijna altijd erachter!
Maar er zijn uitzonderingen :)
Slide 26 - Diapositive
Plaats van het bijv. nw.
Uitzonderingen :)
Beau
Nouveau
Vieux
Bon
Dus ervóór
Slide 27 - Diapositive
Plaats van het bijv. nw.
Uitzonderingen :)
Beau
Nouveau
Vieux
Bon
Petit
Grand
Dus ervóór
Slide 28 - Diapositive
Plaats van het bijv. nw.
Uitzonderingen :)
Beau
Nouveau
Vieux
Bon
Petit
Grand
mooi
nieuw
oud
goed
klein
groot
Dus ervóór
Slide 29 - Diapositive
Even oefenen
1. Tu as deux ... soeurs ... , n'est-ce pas? (petit)
2. J'ai une ... copine ... . (français)
3. Mon frère a un ... lapin ... . (nouveau)
4. Nous avons une ... poule ... . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)
Slide 30 - Diapositive
Even oefenen
1. Tu as deux
petites
soeurs, n'est-ce pas?
2. J'ai une ... copine ... . (français)
3. Mon frère a un ... lapin ... . (nouveau)
4. Nous avons une ... poule ... . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)
Slide 31 - Diapositive
Even oefenen
1. Tu as deux
petites
soeurs, n'est-ce pas?
2. J'ai une copine
française .
3. Mon frère a un ... lapin ... . (nouveau)
4. Nous avons une ... poule ... . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)
Slide 32 - Diapositive
Even oefenen
1. Tu as deux
petites
soeurs, n'est-ce pas?
2. J'ai une copine
française .
3. Mon frère a un
nouveau
lapin.
4. Nous avons une ... poule ... . (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)
Slide 33 - Diapositive
Even oefenen
1. Tu as deux
petites
soeurs, n'est-ce pas?
2. J'ai une copine
française .
3. Mon frère a un
nouveau
lapin.
4. Nous avons une poule
adorable
. (adorable)
5. Sarah a deux ... chats ... . (grand)
Slide 34 - Diapositive
Even oefenen
1. Tu as deux
petites
soeurs, n'est-ce pas?
2. J'ai une copine
française .
3. Mon frère a un
nouveau
lapin.
4. Nous avons une poule
adorable
. (adorable)
5. Sarah a deux
grands
chats.
Slide 35 - Diapositive
Even oefenen
1. Tu as deux
petites
soeurs, n'est-ce pas?
2. J'ai une copine
française .
3. Mon frère a un
nouveau
lapin.
4. Nous avons une poule
adorable
. (adorable)
5. Sarah a deux
grands
chats.
Dus let op de
vorm
en de
plaats
van het bijvoeglijk naamwoord!
Slide 36 - Diapositive
Wat is meestal de plaats van het bijvoeglijk naamwoord?
A
voor
B
achter
Slide 37 - Quiz
GRAND en PETIT zijn de enige bijvoeglijke naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord komen.
A
B
Slide 38 - Quiz
Op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
une fille (grande)
A
voor
B
achter
Slide 39 - Quiz
Op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
un copain (nouveau)
A
voor
B
achter
Slide 40 - Quiz
Let op:
Kleuren komen altijd
ACHTER
het zelfstandig naamwoord!
Slide 41 - Diapositive
bleu
rouge
violet
jaune
vert
noir
Slide 42 - Question de remorquage
Op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
un .......... pantalon ............. (bleu)
A
voor
B
achter
Slide 43 - Quiz
Hij heeft blauwe ogen
A
Il a les yeux verts.
B
Il a les yeux bleus.
C
Il a les yeux bleu.
D
Il a les cheveux bleus.
Slide 44 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
les chats sont gris
B
les chats sont grises
C
les grises chats
D
les gris chats
Slide 45 - Quiz
Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les chaussures vertes.
B
Elle porte les chaussures vert.
Slide 46 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: gris?
A
Il porte une chemise gris.
B
Il porte une chemise grisse.
C
Il porte une chemise grise.
D
Il porte une chemise griss
Slide 47 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: rouge?
A
Il porte une jupe rougee.
B
Il porte une jupe rouge.
C
Il porte une jupe rouges.
D
Il porte une jupe roug.
Slide 48 - Quiz
Les chats sont ...
(zwart)
Slide 49 - Question ouverte
La voiture est ...
(groen)
Slide 50 - Question ouverte
La maison est ...
(rood)
Slide 51 - Question ouverte
Au travail (aan het werk)
blz. 145 - 11abc
blz. 145 - Bekijk de identiteitskaartjes en schrijf 8 zinnen over Sarah OF Clément.
Hebben de leerlingen dit al gedaan? Zie volgende dia.
Klaar? Leren met Quizlet.
Slide 52 - Diapositive
Au travail (aan het werk)
Je Franse vriendin heeft je een e-mail gestuurd, waarin zij naar jouw familie vraagt.
Beschrijf een familielid in
vijf
hele
zinnen in het Frans.
(denk bijvoorbeeld aan : naam, karakter, uiterlijk, hobby’s, huis, slaapkamer, huisdier……)
Gebruik minimaal één keer een bijvoeglijk naamwoord
Gebruik minimaal één keer een werkwoord op –er.
>> IN JE SCHRIFT.
Klaar? Leren met Quizlet.
Slide 53 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
2hve chapitre 2 bijvoeglijk naamwoord
Novembre 2024
- Leçon avec
24 diapositives
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
ch2 Bijvoeglijk naamwoord
Décembre 2022
- Leçon avec
28 diapositives
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
chapitre 2 paragraaf D, het bijvoeglijk naamwoord helemaal
Décembre 2022
- Leçon avec
30 diapositives
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cours 6 Poste, like, partage 20 09 2024
Septembre 2024
- Leçon avec
25 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
ch 3 Les bonnes affaires cours 1 07 02 2024 HV2C
Février 2024
- Leçon avec
14 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
ch 1 cours 5 Génération Like 20 09 2024
Septembre 2024
- Leçon avec
19 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
ch 2 HV2C cours 4 06 12 2023 Tu viens chez moi?
Décembre 2023
- Leçon avec
28 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
cours 2: 21 09
Septembre 2022
- Leçon avec
28 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3