- Jou gebruik je als persoonlijk voornaamwoord
- Verwijst naar een persoon
- Je kunt het vaak vervangen door een naam
1) Ik zie jou. (persoonlijk vnw)
2) Deze bal is van jou. (persoonlijk vnw)
- Jouw gebruik je als bezittelijk voornaamwoord.
1) Is dit jouw bal? (bezittelijk vnw)