Bedrijf starten H3

Bedrijfseconomie 5 havo
Bedrijf starten H3
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bedrijfseconomie 5 havo
Bedrijf starten H3

Slide 1 - Diapositive

Het verschil tussen kosten en uitgaven
In dagelijks taalgebruik worden de woorden kosten en uitgaven door elkaar gebruikt. Meestal begrijpen we dan wel wat we bedoelen en is er geen verwarring.

Slide 2 - Diapositive

Het verschil tussen kosten en uitgaven
In dagelijks taalgebruik worden de woorden kosten en uitgaven door elkaar gebruikt. Meestal begrijpen we dan wel wat we bedoelen en is er geen verwarring.

Voor bedrijven bestaat er wel een duidelijk verschil tussen kosten en uitgaven:
  • uitgaven leiden tot een verandering van de liquide middelen (letterlijk: geld uitgeven)
  • kosten leiden tot een verandering van het eigen vermogen

Slide 3 - Diapositive

Het verschil tussen kosten en uitgaven
In dagelijks taalgebruik worden de woorden kosten en uitgaven door elkaar gebruikt. Meestal begrijpen we dan wel wat we bedoelen en is er geen verwarring.

Voor bedrijven bestaat er wel een duidelijk verschil tussen kosten en uitgaven:
  • uitgaven leiden tot een verandering van de liquide middelen (letterlijk: geld uitgeven)
  • kosten leiden tot een verandering van het eigen vermogen

Soms zijn kosten en uitgaven aan elkaar gelijk, maar veel vaker is dit niet zo. En dus moet je anders kijken naar kosten en uitgaven.

Slide 4 - Diapositive

Het verschil tussen kosten en uitgaven
Voorbeeld:
Een bedrijf huurt een pand voor € 1.000 per maand. Afgesproken wordt dat iedere maand het geld wordt overgemaakt naar de verhuurder.

Slide 5 - Diapositive

Het verschil tussen kosten en uitgaven
Voorbeeld:
Een bedrijf huurt een pand voor € 1.000 per maand. Afgesproken wordt dat iedere maand het geld wordt overgemaakt naar de verhuurder.

In dit geval zijn de kosten per maand gelijk aan de uitgaven per maand:
  • De huurkosten van € 1.000 gaan ten laste van zijn eigen vermogen
  • De huurbetaling van € 1.000 gaat ten laste van zijn liquide middelen

Slide 6 - Diapositive

Het verschil tussen kosten en uitgaven
Voorbeeld:
Een bedrijf huurt een pand voor € 1.000 per maand. Afgesproken wordt dat de huur halfjaarlijks achteraf wordt betaald op 30 juni en 31 december van ieder jaar.

Slide 7 - Diapositive

Het verschil tussen kosten en uitgaven
Voorbeeld:
Een bedrijf huurt een pand voor € 1.000 per maand. Afgesproken wordt dat de huur halfjaarlijks achteraf wordt betaald op 30 juni en 31 december van ieder jaar.

In dit geval zijn de kosten per maand niet gelijk aan de uitgaven per maand:
  • De huurkosten van € 1.000 gaan ten laste van zijn eigen vermogen
  • De huurbetaling van € 1.000 gaat pas na 6 maanden ten laste van zijn liquide middelen

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Het verschil tussen kosten en uitgaven
Er is hier sprake van permanentie.

Permanentie = je rekent de kosten (of opbrengsten) toe aan de periode waarin de kosten daadwerkelijk gemaakt worden.

Slide 10 - Diapositive

Het verschil tussen kosten en uitgaven
Er is hier sprake van permanentie.

Permanentie = je rekent de kosten (of opbrengsten) toe aan de periode waarin de kosten daadwerkelijk gemaakt worden.

Door permanentie toe te passen heeft een ondernemer iedere maand het juiste overzicht van alle kosten die hij in die periode heeft gemaakt en kan hij een realistische winst bepalen.

Slide 11 - Diapositive

Het verschil tussen kosten en uitgaven
Er is hier sprake van permanentie.

Permanentie = je rekent de kosten (of opbrengsten) toe aan de periode waarin de kosten daadwerkelijk gemaakt worden.

Zou je dit NIET toepassen, dan betekent het in ons tweede voorbeeld dat zijn winst over januari t/m mei en juli t/m november heel hoog is, terwijl de winst in juni en december heel laag is omdat de ondernemer dan de betaling doet.

Slide 12 - Diapositive

Het verschil tussen kosten en uitgaven
Voorbeeld:
Een bedrijf huurt een pand voor € 1.000 per maand. Afgesproken wordt dat de huur halfjaarlijks achteraf wordt betaald op 30 juni en 31 december van ieder jaar.

Hier gebeurt nog iets: er ontstaat een betalingsverplichting van de ondernemer aan de verhuurder. Dat zit zo:
  • de ondernemer huurt iedere maand, er wordt iedere maand een prestatie geleverd door het verhuurbedrijf.
  • de ondernemer betaalt slechts twee keer per jaar. 

Slide 13 - Diapositive

Het verschil tussen kosten en uitgaven
Voorbeeld:
Een bedrijf huurt een pand voor € 1.000 per maand. Afgesproken wordt dat de huur halfjaarlijks achteraf wordt betaald op 30 juni en 31 december van ieder jaar.

Hier gebeurt nog iets: er ontstaat een betalingsverplichting van de ondernemer aan de verhuurder. Dat zit zo:
  • de ondernemer huurt iedere maand, er wordt iedere maand een prestatie geleverd door het verhuurbedrijf.
  • de ondernemer betaalt slechts twee keer per jaar. 

Hoe verantwoord je dit op de balans?

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Huiswerk
Bestuderen H3, paragraaf 1 en 2
Maken opgave 1 t/m 6

Slide 16 - Diapositive