REKENVAARDIGHEDEN H1

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 1
LEERDOELEN:
  • HET  GEMIDDELDE KUNNEN BEREKENEN
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 1
LEERDOELEN:
  • HET  GEMIDDELDE KUNNEN BEREKENEN

Slide 1 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 1
FORMULE:

                                    
GEMIDDELDE = TOTAAL VAN DE GETALLEN  :  AANTAL GETALLEN 
                                              


Slide 2 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 1
FORMULE:                            
GEMIDDELDE = TOTAAL VAN DE GETALLEN  :  AANTAL GETALLEN 
                                              
YUSUF HEEFT EEN 6,5 , EEN 7,2 EN EEN 4,9 GEHAALD VOOR HET VAK GESCHIEDENIS. BEREKEN ZIJN GEMIDDELDE CIJFER OP ÉÉN DECIMAAL

Slide 3 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 1
FORMULE:                            
GEMIDDELDE = TOTAAL VAN DE GETALLEN  :  AANTAL GETALLEN 
 
TOTAAL VAN DE GETALLEN = 6,5 + 7,2 + 4,9 =  18,6
AANTAL GETALLEN = 3

GEMIDDELDE = 18,6 : 3 = 6,2                                            


Slide 4 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 1
FORMULE:                            
GEMIDDELDE = TOTAAL VAN DE GETALLEN  :  AANTAL GETALLEN 
                                              
GERARD HEEFT BIJ DE ALBERT HEIJN VIJF ARTIKELEN GEKOCHT. DE PRIJZEN VAN DE ARTIKELEN ZIJN € 2,44 - € 3,67 - € 5,29 - 
€ 4,15 - € 1,35. BEREKEN DE GEMIDDELDE PRIJS VAN DE ARTIKELEN.

Slide 5 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 1
FORMULE:                            
GEMIDDELDE = TOTAAL VAN DE GETALLEN  :  AANTAL GETALLEN 
                                              
TOTAAL VAN DE GETALLEN = € 2,44 + € 3,67 + € 5,29 + € 4,15 +
 € 1,35 = € 16,90
AANTAL GETALLEN = 5
DE GEMIDDELDE PRIJS = € 16,90 : 5 = € 3,38

Slide 6 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2
LEERDOELEN:
  • BEDRAGEN NAAR VERSCHILLENDE PERIODES OMREKENEN

Slide 7 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2
1 JAAR :
  • ..... WEKEN
  • ..... MAANDEN
  • ..... KWARTALEN 

Slide 8 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2
1 JAAR :
  • .52. WEKEN
  • .12. MAANDEN
  • .4. KWARTALEN  (EEN KWARTAAL = 3 MAANDEN)

BIJ HET OMREKENEN NAAR ANDERE PERIODEN MOET JE ALS EERSTE TERUGREKENEN NAAR JAAR

Slide 9 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2
1 JAAR :
  • .52. WEKEN
  • .12. MAANDEN
  • .4. KWARTALEN  (EEN KWARTAAL = 3 MAANDEN)

IK VERDIEN € 15 PER WEEK. HOEVEEL VERDIEN IK PER MAAND ?

Slide 10 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2
IK VERDIEN € 15 PER WEEK. HOEVEEL VERDIEN IK PER MAAND ?

STAP 1: BEREKEN WAT JE PER JAAR VERDIENT
STAP 2: BEREKEN WAT JE PER MAAND VERDIENT

Slide 11 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2
IK VERDIEN € 15 PER WEEK. HOEVEEL VERDIEN IK PER MAAND ?

STAP 1: PER JAAR = 52 WEKEN X € 15 = € 780
STAP 2: PER MAAND = 780 : 12 = € 65

Slide 12 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2
IK VERDIEN € 195 PER MAAND. HOEVEEL VERDIEN IK PER WEEK ?

STAP 1: BEREKEN WAT JE PER JAAR VERDIENT
STAP 2: BEREKEN WAT JE PER WEEK VERDIENT

Slide 13 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2
IK VERDIEN € 195 PER MAAND. HOEVEEL VERDIEN IK PER WEEK ?

STAP 1: PER JAAR = 12 MAANDEN X € 195 = € 2.340
STAP 2: PER WEEK = € 2.340 : 52 = € 45

Slide 14 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2
OPDRACHT 7

€ 7.500 PER KWARTAAL = € 7.500 X 4 = € 30.000 PER JAAR

PER WEEK = € 30.000 PER JAAR : 52 = € 576,92

Slide 15 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 3
OPDRACHT 8 (OP 2 DECIMALEN - 2 CIJFERS ACHTER DE KOMMA)
0,1721     ->   0,172       ->   0,17
1,7356    ->   1,735      ->   1,74
3,8999   ->   3,899     ->   3,90
1,7345    ->   1,734      ->   1,73
9,9988   ->   9,998     ->  10,00

Slide 16 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 3
OPDRACHT 9 (OP 1 DECIMAAL - 1 CIJFER ACHTER DE KOMMA)
17,2436     ->   17,24       ->   17,2
31,5268    ->   31,52      ->   31,5
1,7498        ->   1,74         ->   1,7
88,3978    ->   88,39    ->   88,4
14,0497     ->   14,04     ->  14,0

Slide 17 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 4
EEN BEDRAG BEREKENEN MET HULP VAN %:

VERA WIL EEN SPIJKERBROEK KOPEN. IN DE WINKEL KOST DEZE BROEK € 120. ALS VERA DE SPIJKERBROEK VIA INTERNET KOOPT BETAALT ZE 15% MINDER. HOEVEEL BETAALT VERA MINDER ALS ZE DE SPIJKERBROEK VIA INTERNET KOOPT ?

Slide 18 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 4
FORMULE :

BEDRAG NW = BEDRAG OUD : 100 X PERCENTAGE

Slide 19 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 4
BEDRAG NW = BEDRAG OUD : 100 X PERCENTAGE

HET OUDE BEDRAG = € 120
HET PERCENTAGE = 15

BEDRAG NW = 120 : 100 X 15 = € 18

Slide 20 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 4
EEN BEDRAG BEREKENEN :

MOUS HEEFT VOOR EEN NIEUWE FIETS GESPAARD. DE NIEUWE FIETS KOST € 800. ZIJN VADER HEEFT BELOOFD OM 22% VAN DE PRIJS TE BETALEN. WELK BEDRAG BETAALT ZIJN VADER MEE AAN DE FIETS ?

Slide 21 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 4
BEDRAG NW = BEDRAG OUD : 100 X PERCENTAGE

BEDRAG OUD = € 800
PERCENTAGE = 22

BEDRAG NW = 800 : 100 X 22 = € 176

Slide 22 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 6
DE 100% IS ONBEKEND

IN EEN KLAS ZITTEN 12 MEIDEN. DIT AANTAL IS 40% VAN ALLE LEERLINGEN IN DE KLAS. HOEVEEL LEERLINGEN ZITTEN IN DE KLAS?

Slide 23 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 6
FORMULE :

GETAL (100%) = GETAL : PERCENTAGE X 100

Slide 24 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 6
GETAL (100%) = GETAL : PERCENTAGE X 100

GETAL = 12
PERCENTAGE = 40

GETAL (100%) = 12 : 40 X 100 = 30

Slide 25 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 6
EEN GETAL BEREKENEN:

MENEER LOONSTRA HEEFT IN ZIJN KLASSEN DE LEERLINGEN GETELD, DIE BRUINE SCHOENEN DRAGEN. HIJ HEEFT 54 LEERLINGEN GETELD. DIT IS 30% VAN ALLE LEERLINGEN DIE MENEER LOONSTRA LESGEEFT. AAN HOEVEEL LEERLINGEN GEEFT MENEER LOONSTRA LES ?

Slide 26 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 6
GETAL (100%) = GETAL : PERCENTAGE X 100

GETAL = 54
PERCENTAGE = 30

GETAL (100%) = 54 : 30 X 100 = 180

Slide 27 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 8
HOEVEEL PROCENT MEER OF MINDER ?

EEN FOTOTOESTEL STOND VORIGE MAAND TE KOOP VOOR 
€ 200. IK HEB HEM GISTEREN GEKOCHT VOOR € 160. HOEVEEL % HEB IK ER MINDER VOOR BETAALD?


Slide 28 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 8
EEN FOTOTOESTEL STOND VORIGE MAAND TE KOOP VOOR 
€ 200. IK HEB HEM GISTEREN GEKOCHT VOOR € 160. HOEVEEL % HEB IK ER MINDER VOOR BETAALD?

1. WAT IS HET VERSCHIL IN EURO'S?
2. WAT IS DE OUDE PRIJS ?


Slide 29 - Diapositive

REKENVAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 8
LUCA VERDIENT MET ZIJN BAAN € 12 PER UUR. 
VANAF VOLGENDE WEEK WORDT ZIJN UURLOON € 12,60.
MET HOEVEEL % STIJGT ZIJN LOON ? 

1. WAT IS HET VERSCHIL IN EURO'S?
2. WAT IS DE OUDE PRIJS ?


Slide 30 - Diapositive