V5 clase 13 + 14 periodo 2

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

¡Hola y bienvenidos!

Programa de hoy

- Inventarisar los temas del examen 

- Clase 13: pronombres de complemento indirecto + expert methode

- Clase 14: Peer review prueba escrita + practicar para la prueba escrita.  

Temas gramaticales unidades 3 y 4

PERIODO 2

Voor het proefwerk:

Paso Adelante 3, hoofdstuk 3 + 4

- Vocabulario 3.1 t/m 3.4 en 4.1 t/m 4.4

- Fuente D, pagina 34 – el imperfecto

- Fuente I, pagina 39 – el adverbio

- Fuente D, pagina 46 – los pronombres personales de complemento indirecto

- Fuente I, pagina 51 – pretérito indefinido, verbos irregulares

- Herhaal daarnaast uit hoofdstuk 2: bron I, pagina 27 – pretérito indefinido

proefwerk

De toets is 90 minuten.

- Eerst maximaal 45 minuten, zonder woordenboek, proefwerk over hoofdstuk 3 en 4.

- Dan 45 minuten, met woordenboek N-S (zelf meenemen!), een schrijfopdracht. Mogelijke thema’s zijn: beroemdheden (PA H3), gezondheid (PA H4), je moet in ieder geval de verleden tijd gebruiken!

¿Qué es un complemento indirecto?

1. Un complemento indirecto is een meewerkend voorwerp

2. Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?

2. aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp)

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin: "Ik geef hem een cadeau"?

1. Ik
2. geef
3. hem
4. een cadeau

¿Cuáles son los pronombres personales de complemento indirecto?

(A mí) Me = (aan) mij

(A ti) Te = (aan) jou

(A él, a ella, a usted) Le = (aan) hem/haar/u enkelvoud

(A nosotros) Nos = (aan) ons

(A vosotros) Os = (aan) jullie

(A ellos, a ellas, a ustedes) Les = hun (aan hen)/ u meervoud 

Wat is het rijtje van voornaamwoorden dat voor het werkwoord gustar komt te staan?
Noteer het rijtje (zonder hoofdletters en leestekens)

¿Cómo se escribe una frase con un pronombre personal de complemento indirecto?

La frase: "Compro un regalo para Juan."

- Para Juan vervang je door le = pronombre personal de CI

El pronombre personal de CI plaats je voor de persoonsvorm of achter een heel werkwoord.

-Le compro un regalo (a Juan). 

- Voy a comprarle un regalo (a Juan) 

MAAR: - Le voy a comprar un regalo a mi madre is ook mogelijk. 

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Escribo una carta a mi madre.

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
El profesor nos explica la gramática.

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Te escribo una carta.

1. te
2. escribo
3. carta
4. una carta

Wat zijn de pronombres personales de CI voor mij, ons en hun?

1. me, te, les
2. me, os, les
3. le, nos, les
4. me, nos, les

Laatste vraag: vervang het meewerkend voorwerp in de zin door een persoonlijk voornaamwoord en herschrijf de zin.
Escribo una carta a mi madre.

Importante

Het meewerkend voorwerp zien we ook bij werkwoorden als gustar (leuk vinden, houden van), doler (pijn hebben), interesar (interesseren) en parecer (lijken). 

Ejemplos: ¿Te duele la cabeza? - No, me duelen las piernas.

- La historia nos parece interesante.

- ¿Os interesan las noticias?

Vertaal naar het Spaans:
Ik vind Spaans makkelijk.

El indefinido: formas irregulares

Repaso: bron I (pg. 27): periode 1 (bekijk opnieuw)

Vandaag: bron I (PG. 51)

Un repaso del pretérito indefinido

• ¿Qué es el pretérito indefinido?
  
• Por ejemplo: El año pasado hablé con Mark Rutte. 
  
  
• ¿Cuándo se usa el pretérito indefinido?
  
• Para decir algo que ya pasó (iets dat al afgelopen is) o para enumerar eventos pasados (afgelopen gebeurtenissen opsommen)
  
  
• ¿Qué formas hay? 

Los verbos regulares del pretérito indefinido

Capítulo 2: Fuente I (página 27)

-ar	-er/-ir
-é	-í
-aste	-iste
-ó	-ió
-amos	-imos
-asteis	-isteis
-aron	-ieron

Una pequeña historia...

• Hace dos años estudié en la Universidad de Valencia. 
• En el verano y el otoño, viví en Valencia. 
• En 2019, comí en mercados tradicionales españoles, bailé con mujeres con trajes típicos y visité la Ciudad de las Artes y las Ciencias. 

Afortunadamente, mi hermana [mejorarse] pronto y ha vuelto a casa hoy.

1. se mejoró
2. se mejorió
3. se mejoré
4. me mejoró

Mis padres y yo [visitar] mi hermana en hospital.

1. visitimos
2. visitó
3. visitamos
4. visitieron

Pepe me [escribir] que su hermana estaba mal.

1. escribo
2. escribió
3. escribí
4. escribimos

Ayer por la mañana [hablar, yo] con Pepe.

1. hablé
2. hablí
3. habló
4. hablamos

Los verbos irregulares del pretérito indefinido

Hay cuatros verbos que debemos aprender: estar, ser/ir, hacer, tener.

¡A trabajar!

• Practicamos el pretérito indefinido en una mini tarea escrita 
• Trabajamos en parejas [7 min.] 
• Puedes usar el internet o hacerme preguntas
• Escribe al menos 5 frases sobre el fin de semana pasado
• Usa el pretérito indefinido
• Usa los verbos 'estar', 'ir' y 'hacer'
• Después de la tarea, elige la mejor frase y escríbela en LessonUp

¿Qué hiciste el fin de semana pasado?

Por ejemplo: El fin de semana fui al cine con mi hermana.

¡Ahora tú!

In tweetallen gaan jullie de imperfecto en de adverbios herhalen (unidad 3).

Doe dit aan de hand van de expert methode.

Verdeel beide thema's, maak aantekeningen en voorbeelden en leg daarna uit aan je buddy. Daarna legt de andere leerling zijn/haar thema. 

Vragen?

Clase 14: schrijfvaardigheid

Hoe moet je oefenen?

Tip 1) Grammatica goed kennen: sowieso iets in de verleden tijd schrijven

2) denk aan je woordenboek

3) leer de frases claves + woordjes

4) maak alle opdrachten in Emended en verbeter je tweede versie

¡A practicar!

Ga aan de slag met de schrijfopdrachten in Emended.

Voor vandaag moest je minstens één oefentoets maken.

Hoe staat het ervoor met je tweede versies?

Stel vragen aan de docent als er opmerkingen zijn die je niet begrijpt. 

¡Tú puedes!