Español groep 8

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

¡Bienvenidos!

Yo soy la señora Alzueta

¿Por qué estudiar español?
Waarom Spaans leren?

Waarom Spaans? +400 miljoen

También porque... Ook omdat...

-In 2022 hebben bijna 493 miljoen mensen Spaans als moedertaal.
-Spaans is de tweede moedertaal ter wereld qua aantal native sprekers.
-Spaans is de derde taal in het wereldwijde aantal sprekers.
-Meer dan 24 miljoen studenten studeren Spaans als vreemde taal in 2022.

¿Conoces palabras en español?
Ken je al woorden in het Spaans?

¿Conoces canciones en español?
Ken je liedjes in het Spaans?

¿Conoces esta canción?
Ken je dit liedje?

Canción 1

1. Bailando
2. Súbeme la radio
3. Despacito
4. Lentito

¿Conoces esta canción?
Ken je dit liedje?

Canción 3

1. La Macarena
2. Aserejé
3. El pulpo
4. La escuela de calor

¿Qué sabes sobre el idioma español?
Wat weet je over de Spaanse taal?

¿En cuántos países se habla español?
In hoeveel landen spreekt men Spaans?

1. 10
2. 100
3. 2
4. 21

¿En qué país no se habla español?
In welk land spreekt men geen Spaans?

1. Nicaragua
2. Cuba
3. Brazilië
4. Ecuador

¿Qué sabes sobre España?
Wat weet je over Spanje?

¿Con qué país no tiene frontera?
Met welk land heeft Spanje geen grens?

1. Marokko
2. Frankrijk
3. Italië
4. Portugal

¿Qué colores tiene la bandera?
Welke kleuren heeft de Spaanse vlag?

1. Rood - geel - rood
2. Rood - groen - geel
3. Rood - wit - rood
4. Geel - rood - geel

¿Cuál es la capital de España?
Wat is de hoofdstad van Spanje?

1. Barcelona
2. Valencia
3. Sevilla
4. Madrid

¿Cuántos habitantes tiene España?
Hoeveel inwoners heeft Spanje ongeveer?

1. 47 miljoen
2. 51 miljoen
3. 39 miljoen
4. 43 miljoen

¿Tiene España otras lenguas oficiales?
Heeft Spanje andere officiële talen?

1. Sí
2. No
3. No lo sé
4. ¿Qué?

¿Cómo se llama este plato?
Hoe heet dit gerecht?

1. Paelha
2. Paelja
3. Paela
4. Paella

¿Cómo se dice en español...?

Hoe zeg je in het Spaans...?

Hallo!

¡Hola!

Goedemorgen!

¡Buenos días!

Mijn naam is Jan.
Ik ben Jan.

Me llamo Jan

Mi nombre es Jan

Soy Jan

Hoe gaat het met jou?

¿Qué tal?

¿Cómo estás?

Éen, twee, drie, vier, vijf!

¡Uno, dos, tres, cuatro, cinco!

Dankjewel!

¡Gracias!