2.1 Overzicht: de tijd van Grieken en Romeinen

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

2. Grieken en Romeinen

S. de Greef
Aanwezig: ma, di, do en vr

Planning:

Doel: Kennis opgehaald en bekend met de KA van tijdvak 2.  

- welkom + voorstellen.
- Weet je nog?
- Grieken en Romeinen quiz
- Opdracht/Aantekening

Weet je nog?

Opdracht: Schrijf bij elke letter het passende kenmerkende aspect en leg uit waarom. Je het passend vindt.

Nomaden

A.

B.

C.

KA Tijdvak 1.

​1. De levenswijze van jagers en verzamelaars
2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen

3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

Wat weet jij over: Grieken en Romeinen?

1. Van wanneer tot wanner duurt het tijdvak: Tijd van Grieken en Romeinen

1. 3000- 200
2. 3000 - 1000
3. 3000 v. Chr. - 1000
4. 3000 v. Chr. - 500

2. Wat was de reden voor de Grieken om koloniën te stichtten buiten Griekenland?

1. De hoge priester had een visie gekregen van de oppergod Zeus. Ze kregen de opdracht om heel het Middellandse zeegebied te veroveren. Dit deden ze via koloniën.
2. Door het verliezen van een wedstrijd werden sommige mensen verbannen, deze mensen vertrokken op hun beurt naar een ander gebied. Op deze manier ontstonden er koloniën
3. Door het ruwe landschap van Griekenland kon er niet genoeg aan landbouw worden gedaan en ontstond er een voedseltekort. koloniën waren hier de oplossing voor.
4. Door de constante onderlinge oorlogen was het nooit zeker of de stadstaat zou blijven bestaan. Via koloniën hadden ze een plek om naartoe te vluchten.

3. In de Griekse wereld was er sprake van een culture eenheid: de Grieken voelden zich één volk. Wat deelden de Grieken niet met elkaar?

1. Het (letter)schrift
2. De taal
3. De goden
4. Het bestuur

4.Welke polis is hier afgebeeld?

1. Athene
2. Sparta
3. Delos
4. Delphi

5. Zet de filosofen in chronologische volgorde.

1. Plato- Socrates-Aristoteles
2. Aristoteles-Plato-Socrates
3. Socrates- Plato- Aristoteles
4. Plato- Aristoteles- Socrates

6. Welke rivier is dit?

1. Tiber
2. Nijl
3. Elba
4. Rijn

7. Welk begrip past het beste bij de afbeelding.

1. Limes
2. Bondgenootschappen
3. Romanisering
4. Imperium Romana

8. Welk deel van het Romeinse rijk bleef langer bestaan.

1. Oost Romeinse rijk
2. West Romeinse rijk
3. Beiden gingen tegelijk ten onder
4. Beiden bestaan nog

9. Op de afbelding zie je een voorbeeld van:

1. polytheïstische godsdienst
2. monotheïstische godsdienst
3. Goede economie
4. Ongelijke sociale verhoudingen

10. Wat weten we van keizer Constantijn?

1. Had een affaire met Cleopatra en stichtte de stad Constantinopel
2. Bekeerde zich tot het Christendom en stichtte Constantinopel
3. Bekeerde zich tot het Christendom en stichtte brand in Rome
4. Had een affaire met Cleopatra en bekeerde zich tot het Christendom

WINAAR!

Opdracht/
Aantekening

Stap 1) Schrijf bij elk KA op wat jij denkt dat het betekent.

Stap2) Geef bij elk KA een voorbeeld. 

af? maak 2.2: 1abc, 4ab en 6ab

Niet af? Huiswerk voor donderdag 22-09 het 3e uur.