Bezittelijk en Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk/Persoonlijk
Voornaamwoord
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bezittelijk/Persoonlijk
Voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van de les kan je:
- Een persoonlijk voornaamwoord herkennen en uitleggen hoe je dat kunt zien;
- Een bezittelijk voornaamwoord herkennen en uitleggen hoe je dat kunt zien
- De juiste spelling hanteren

Slide 2 - Diapositive

Opdracht: Uw of u?
Een leerling uit een andere klas heeft een mail geschreven, maar heeft moeite met het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.

Slide 3 - Diapositive

Een zin uit de mail:
"Ik wil mij graag aanmelden voor (u/uw) bijles"

Moet dit u of uw zijn? Waarom?

Slide 4 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Cette vidéo n'est plus disponible
Cette vidéo n'est plus disponible

Slide 5 - Diapositive

Opdracht: U of Uw?
Wat: Lees de tekst van de leerling en schrijf op of de weggelaten woorden bezittelijke of persoonlijke voornaamwoord zijn. Leg uit waarom. Bepaal daarna de spelling. Schrijf je antwoord op in het schema
Hoe: Werk in tweetallen en daag elkaar uit keuzes te onderbouwen.
Hulp: Kijk de video's een terug. Kom je er niet uit, vraag een ander tweetal.
Tijd: 20 minuten
Uitkomst: Een ingevuld schema
Klaar: Kijk eens goed naar de tekst. Zijn er nog meer persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 6 - Diapositive

Onderwerp: Aanmelding bijles
Beste Mevr. Wink,

1.(U)_______ hebt waarschijnlijk een formulier in 2.(u)________ postvakje gevonden zonder naam. Die was van 3.(ik)_________. Ik wil 4.(ik)_________ graag aanmelden voor 5.(u)________ bijles. Ik hoorde van twee andere leerlingen dat 6.(u)________ elke vrijdag een lokaal hiervoor reserveert, maar 7.(zij)__________ vertelden 8.(ik)_________ niet welk lokaal. [Naam andere leerling] wil ook graag meedoen, dus ik zou 9.(zij)________ bij deze ook gelijk aan willen melden.

Kunnen 10.(wij)________ komende vrijdag al bij 11.(u)______ terecht? In welk lokaal kunnen 12.(wij)________ terecht? Ik hoop snel van 13.(u)______ terug te horen.

Met vriendelijke groet,

[naam leerling]

Slide 7 - Diapositive

1.(U)_______ hebt waarschijnlijk een formulier in
A
U
B
Uw

Slide 8 - Quiz

2.(u)________ postvakje gevonden zonder naam.
A
u
B
uw

Slide 9 - Quiz

Die was van 3.(ik)_________.
A
ik
B
mij
C
mijn
D
mijne

Slide 10 - Quiz

Ik wil 4.(ik)_________ graag aanmelden voor
A
ik
B
me/mij
C
mijn

Slide 11 - Quiz

aanmelden voor 5.(u)________ bijles.
A
u
B
uw

Slide 12 - Quiz

Ik hoorde van twee andere leerlingen dat 6.(u)________ elke vrijdag een lokaal hiervoor reserveert
A
u
B
uw

Slide 13 - Quiz

7.(zij)__________ vertelden (leerling) niet welk lokaal.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 14 - Quiz

(leerlingen) vertelden (ik)______ niet welk lokaal
A
mijn
B
ik
C
mij

Slide 15 - Quiz

dus ik zou 9.(zij)________ bij deze ook gelijk aan willen melden
A
zij
B
haar (bez. vnw)
C
haar (pers. vnw)

Slide 16 - Quiz

Kunnen 10.(wij)________ komende vrijdag
A
we/wij
B
ons
C
onze

Slide 17 - Quiz

vrijdag al bij 11.(u)______ terecht?
A
u
B
uw

Slide 18 - Quiz

In welk lokaal kunnen 12.(wij)________ terecht?
A
we/wij
B
ons
C
onze

Slide 19 - Quiz

Ik hoop snel van 13.(u)______ terug te horen.
A
u
B
uw

Slide 20 - Quiz

Huiswerk
Meer oefenen?

Slide 21 - Diapositive

Opdracht 1
Bepaal bij elk onderstreept woord of het een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord is. Omcirkel je keuze.

1.    Ik heb je gezien                persoonlijk/bezittelijk

2.    Wie heeft haar al dat snoep gegeven?        persoonlijk/bezittelijk

3.    Marieke heeft hun cadeau al uitgepakt.        persoonlijk/bezittelijk

4.    Ik geef nu het woord aan jullie.             persoonlijk/bezittelijk

5.    Uw bestelling staat klaar                 persoonlijk/bezittelijk

6.    Heb je alleen jouw vrienden uitgenodigd?        persoonlijk/bezittelijk

Slide 22 - Diapositive

OPDRACHT 2
Is het jouw of jou? Is het uw of u? Bepaal bij elk onderstreept woord of het een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord is. Bepaal daarna de juiste spelling. Gebruik het schema om te controleren of die spelling klopt.

7.    Morgen zal mijn collega ______________(u/uw) via de mail contacteren.

8.    Wie heeft _____________ (jou/jouw) dat eigenlijk verteld?

9.    _____________ (jou/jouw) tijd komt nog wel.

10.    Zal ik _________ (u/uw) jas van ________ (u/uw) aannemen?

Slide 23 - Diapositive

OPDRACHT 3

Bedenk één goede zin waarin ten minste één persoonlijk en één bezittelijk voornaamwoord voorkomen. Schrijf deze zin op twee verschillende papiertjes. Schrijf het goede antwoord met uitleg op het tweede papiertje: dit wordt je antwoordblad.

 Neem de zin mee naar de volgende les. Tijdens deze les ga je met een klasgenoot zinnen uitwisselen.

Slide 24 - Diapositive