Kerstquiz Groep 4/5 Kindcentrum de Plantage

KERSTQUIZ
GROEP 4/5
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesBasisschoolGroep 4,5

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

KERSTQUIZ
GROEP 4/5

Slide 1 - Diapositive

REGELS 
- We spelen de kerstquiz gezellig.

- We willen natuurlijk winnen, maar meedoen is belangrijker. 

- Werk samen en help elkaar. 

Slide 2 - Diapositive

KERST

Slide 3 - Carte mentale

ALGEMENE KENNIS

Slide 4 - Diapositive


Wanneer is het kerst?
A
5 december
B
24 en 25 december
C
26 en 27 december
D
25 en 26 december

Slide 5 - Quiz


Wat vieren we met kerst?
A
Dat sommige rendieren rode neuzen hebben.
B
De geboorte van jezus.
C
Dat jezus is opgestaan uit de dood.
D
De verjaardag van de kerstman.

Slide 6 - Quiz


Waar is Jezus geboren?
A
In bed
B
In het weiland
C
In de stal
D
In het ziekenhuis

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

AARDRIJKSKUNDE

Slide 9 - Diapositive


Waar is Jezus geboren?
A
Jeruzalem
B
Rome
C
Amsterdam
D
Bethlehem

Slide 10 - Quiz

Waar ligt Bethlehem?
Onthoud je antwoord!

Slide 11 - Diapositive

A
B
C

Slide 12 - Diapositive


Waar ligt Bethlehem?
A
A
B
B
C
C

Slide 13 - Quiz


Waar woont de kerstman?
A
Noordpool
B
Zuidpool
C
Lapland
D
Noorwegen

Slide 14 - Quiz

REKENEN

Slide 15 - Diapositive


Mark heeft 12 kerstballen,
Tina hangt er 5 in de boom.
Hoeveel kan Mark er nog inhangen? 
A
7
B
5
C
8
D
6

Slide 16 - Quiz


Emma eet 4 kerstkransjes, Niels eet er 6.
Hoeveel kerstkransjes hebben ze in totaal samen op? 
A
9
B
10
C
11
D
2

Slide 17 - Quiz


De kerstman heeft 3 rendieren voor zijn slee staan. Hij heeft er 12 nodig.
Hoeveel missen er nog?
A
7
B
10
C
8
D
9

Slide 18 - Quiz

MUZIEK

Slide 19 - Diapositive


Liedje 1
Welk nummer hoor je?
A
Last Christmas
B
All I Want For Christmas Is You
C
Santa Claus Is Coming To Town
D
Santa Tell me

Slide 20 - Quiz


Liedje 2
Wat is de titel van dit lied?

Slide 21 - Question ouverte

]
Welke woorden moeten er op de streepjes?
O dennenboom, o dennenboom, wat zijn uw __________ wonderschoon. Ik heb u laatst in 't bos zien staan, toen zaten er geen ___________ aan. 
A
blaadjes, kaarsjes
B
takken, naaldjes
C
takken, kaarsjes
D
kleuren, naaldjes

Slide 22 - Quiz

FILM 

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive


Hoe heet deze film?

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive


Hoe heet dit personage?

Slide 27 - Question ouverte


Hoe heet de vrolijke
sneeuwman uit Frozen? 
A
Ollie
B
Olaf
C
Olga
D
Henk

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive


Hoe heet deze hoofdpersoon?
Voor en achternaam.

Slide 30 - Question ouverte

Welk woord kun je maken met................
TAAL

Slide 31 - Diapositive


KRETSABL

Slide 32 - Question ouverte


NEGLE

Slide 33 - Question ouverte


RDULOF

Slide 34 - Question ouverte

Einde 
Kerstquiz 

Slide 35 - Diapositive


Wat vonden jullie van de quiz?
Tips en tops

Slide 36 - Question ouverte