H3 Herhalingsles

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Herhaling economie H3

De bank en jouw geld

Verschil directe en indirecte ruil

Directe ruil = je ruilt een product tegen een 

ander product.

Indirecte ruil = als je iets koopt en je geld 

als ruilmiddel gebruikt

Geldfuncties

Elektronisch betalen

Spaarmotieven

Rekenvraag

Er staat €2000 op je spaarrekening. De rente is 0,8%. Bereken je rente na 9 maanden. Let op, rente wordt altijd per jaar gegeven!

1. 2000 : 100 x 0,8 = €16

2. €16 : 12 x 9 = €12

Drie kredietvormen

Er zijn drie kredietvormen:

1. Salariskrediet
   
   
2. Persoonlijke lening 
   
   
3. Doorlopend krediet 

- 500

Rekenvraag

Je kunt een telefoon op afbetaling kopen. Bij een afbetalingsperiode van 36 maanden betaal je €15 per maand. Bereken hoeveel je meer betaalt, dan als je de telefoon in één keer betaalt.

1. 15 x 36 = €540
2. €540 - €500 = €40 meer.

€ 500

Wel of niet verzekeren?

De verzekeraar vergoedt schade alleen bij een onzeker voorval. Dat is een gebeurtenis waarvan je niet weet wanneer en of dat ooit zal gebeuren. Zoals bijvoorbeeld een ongeluk of diefstla. 

Waarom zou je wel of niet verzekeren:

1. De kans op schade

2. de waarde

Rekenvraag

Je hebt een spaarrekening waar je een jaar lang €2.480 op hebt staan. Na een jaar krijg je €7,44 aan rente gestort. Bereken het rentepercentage op deze rekening.

1. Deel : geheel x 100

2. €7,44 : 2480 x 100 = 0,3%

Verzekeringskosten berekenen

Premie                                 €62,50
Poliskosten                       €7,50 +
                                                   €70
Assurantiebelasting        €14,70 (21% van €70)
Verzekeringskosten          €84,70

Wat is directe ruil?

1. Producten uit het buitenland halen
2. Het ruilen van producten tegen geld
3. Het ruilen van producten tegen elkaar
4. Producten uit Nederland verkopen aan een ander land

Je koopt of verkoopt goederen of diensten met geld.

Je geeft met geld de waarde van producten aan.

Je geeft een deel van je inkomen niet uit om het later te gebruiken.

Opdracht: Sleep de begrippen naar de juiste plaats.

...................

...................

...................

ruilmiddel

rekenmiddel

spaarmiddel

Wat is geen manier van elektronisch betalen?

1. pinnen
2. contant
3. internetbankieren
4. contactloos betalen

Over twee jaar wil ik een auto kopen, ik ga hiervoor sparen. 

Mijn wasmachine is al 10 jaar oud, ik ga maar alvast sparen mocht de wasmachine kapot gaan. 

Als ik mijn geld op een spaarrekening zet, heb ik na een paar jaar meer geld op mijn spaarrekening. 

koppel de juiste spaarmotieven aan de tekst

sparen voor een doel

sparen uit voorzorg

sparen voor de rente

Er staat €5000 op je spaarrekening. De rente is 0,3%. Bereken je rente na 9 maanden. Let op, rente wordt altijd per jaar gegeven!

Welke kredietvorm kun je afsluiten bij aankoop in een winkel of bij een internetbedrijf?

1. koop op afbetaling
2. doorlopend krediet
3. hypotheek

Je mag op je betaalrekening, afhankelijk van je salaris, tot een afgesproken bedrag rood staan.
Welke kredietvorm is dit?

1. Persoonlijke lening
2. Doorlopend krediet
3. Salariskrediet
4. Spaarlening

Welke kredietvorm gebruik je bij weinig geld en sinterklaasinkopen ?

1. persoonlijke lening
2. salariskrediet
3. doorlopend krediet
4. hypotheeklening

Er zijn twee redenen om te verzekeren. Welke zijn dit?

Je hebt een spaarrekening waar je een jaar lang €2.480 op hebt staan. Na een jaar krijg je €7,44 aan rente gestort. Bereken het rentepercentage op deze rekening.

Assurantiebelasting betaal je over:

1. Poliskosten + verzekeringskosten
2. Premie + verzekeringskosten
3. Verzekeringskosten
4. Poliskosten + premie