Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Leesvaardigheid
Indeling van een tekst
Verbanden in een tekst
Feiten, meningen en argumenten onderscheiden
Leesdoelen
Leesstrategieën
Slide 1 - Diapositive
Inleiding
Aanleiding van de tekst
Voorbeeld bij het onderwerp
Leuk, kort verhaaltje
Belangrijke vraag
Mening of standpunt
Hoofdgedachte wordt genoemd
Opbouw van de tekst wordt verteld
Een deskundige wordt geïntroduceerd
Slide 2 - Diapositive
Wat is dit voor inleiding?
[1]
Het achtuurjournaal is nog steeds een van de belangrijkste nieuwsrubrieken van het land. Dat betekent niet dat de NOS niet zonder zorgen is. De belangrijkste zorg: hoe bereiken wij meer jongeren zonder dat we te leuk gaan doen?
Slide 3 - Diapositive
Wat voor soort inleiding heb je herkent?
A
Een leuk, kort verhaaltje
B
Er is een belangrijke vraag gesteld
C
Er is iets over de opbouw van de tekst verteld
D
Er wordt een mening/standpunt gegeven
Slide 4 - Quiz
Middenstuk
Hier worden verschillende deelonderwerpen behandeld die met het onderwerp te maken hebben.
Tussenkopjes kunnen het deelonderwerp van een of meerdere alinea’s aangeven.
Slide 5 - Diapositive
Slot
Hoofdgedachte wordt genoemd
Samenvatting
Advies
Conclusie
Toekomstverwachting
Vraag uit de inleiding wordt beantwoord.
Slide 6 - Diapositive
Hoe wordt de tekst afgesloten?
Meer jongeren bereiken is in elk geval een van de speerpunten van het beleid van de NOS dit jaar. De omroep probeert dat al een tijd met een aangepast journaal op het derde net, NOS op 3.
Slide 7 - Diapositive
De tekst wordt afgesloten met..
A
een advies
B
een toekomstverwachting
C
een conclusie
D
De vraag uit de inleiding wordt beantwoord.
Slide 8 - Quiz
Verbanden en signaalwoorden
Verband
Signaalwoord
Opsomming
eerst/ten eerste, ten slotte, om te beginnen, vervolgens
Tegenstelling
Maar, echter, toch, daarentegen
Oorzaak-gevolg
Doordat, daardoor, als gevolg van
Algemene uitspraak-voorbeeld
Zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, onder andere
Voorwaarde
Als, indien, wanneer, in het geval dat
Slide 9 - Diapositive
Verbanden en signaalwoorden
Reden
want, omdat, namelijk, immers
Conclusie
dus, concluderend, dat betekent, kortom
Vergelijking
Net zo als, even ... als, in vergelijking met
Doel-middel
waarmee, zodat, om .. te , door middel van
Slide 10 - Diapositive
Feiten, meningen er argumenten
Feit: Een uitspraak over iets wat waar of onwaar is. Je kan een feit controleren
Mening: Is iets wat iemand vindt. Je kan het eens of oneens zijn.
Argument: Hiermee leg je uit waarom je iets vindt.