Vermogen

Vermogen
niet als geld, 
maar de hoeveelheid energie per seconde.
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Vermogen
niet als geld, 
maar de hoeveelheid energie per seconde.

Slide 1 - Diapositive

Vermogen
Elektrisch vermogen is een grootheid met afkorting P. De eenheid van vermogen is Watt afkorting W
Vermogen is altijd afhankelijk van spanning en stroomsterkte. Hoe groter die allebei worden, des te groter het vermogen van een apparaat wordt. 
Het vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat verbruikt per seconde of uur. 

Slide 2 - Diapositive

Vermogen
  • Hoeveel elektrische energie een 
       toestel per seconde verbruikt (watt)
  • Bij een variabele vermogen (b.v. een mixer) wordt altijd het maximale vermogen gemeld.
  • Vermogen hangt af van spanning en stroomsterkte

Slide 3 - Diapositive

Formule
Vermogen = Spanning x Stroomsterkte


P=UI

Slide 4 - Diapositive

Elektrisch vermogen
De hoeveelheid geleverde energie per seconde.


U is spanning in volt (V)
I is stroom in ampere (A)
P is vermogen in watt (W)
P=UI

Slide 5 - Diapositive

Wat is het vermogen van een boormachine met een spanning van 230V en een stroomsterkte van 3,9A?

Slide 6 - Question ouverte

Een oplader geeft een spanning van 5 V en een stroomsterkte van 0,7 A. Wat is het vermogen van de adaptor?

Slide 7 - Question ouverte

Vera maakt een schakeling. Ze meet een stroomsterkte 220mA en de spanning 9,0V. Hoe groot is het vermogen
A
1980 W
B
24,4 W
C
1,98 W
D
1980000 W

Slide 8 - Quiz

In Sinita's smartphone zit een lithium-ion-accu die een spanning levert van 3,5 V. Als Sinita belt, levert de accu een vermogen van 2,5 W. Het grootste deel van dit vermogen wordt gebruikt door het scherm en door geïnstalleerde apps.
A
8,8 A
B
0,71 A
C
1,4 A

Slide 9 - Quiz

Formules combineren
E=P*t
P=U*I

Slide 10 - Diapositive

In een trein zitten twee batterijen van 1,5 V. Als het treintje 1 rondje heeft gereden dan doet hij er 2 minuten en 30 seconde over. De trein heeft een stroomsterkte van 57 mA nodig om te rijden.
hoeveel energie leveren de twee batterijen om dit treintje te laten rijden.

Slide 11 - Question ouverte

EXIT-TICKET
Na de les wil ik....
A
nog extra uitleg
B
meer voorbeelden krijgen
C
de informatie thuis nog even bekijken
D
Ik begrijp het, ik kan door

Slide 12 - Quiz