H1 - Chapitre 5 - Herhaling
1 / 13
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke vervoegingen horen bij être en welke bij avoir?
être
avoir
suis
avons
êtes
ont
sont
as
avez
Slide 2 - Question de remorquage
Hoe maak je een passé composé?
Slide 3 - Question ouverte
Maak de passé composé
J' (chanter) une chanson
J' (chanter) une chanson
A
J'ai chanté une chanson
B
Je suis chanté une chanson
C
Je chante une chanson
D
J'as chante une chanson
Slide 4 - Quiz
Maak een passé composé:
Tu (visiter) le musée?
Tu (visiter) le musée?
Slide 5 - Question ouverte
Maak een passé composé:
Nous (regarder) un film.
Nous (regarder) un film.
Slide 6 - Question ouverte
Ik ken de passé composé
Ja, komt helemaal goed!
Ik moet nog even oefenen
Ik heb nog een beetje uitleg nodig
Slide 7 - Sondage
Hoe maak je het bijvoeglijk naamwoord?
Slide 8 - Question ouverte
Lisa est (groot)
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes
Slide 9 - Quiz
Elles sont (klein)
Slide 10 - Question ouverte
La voiture est (nieuw)
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
Slide 11 - Quiz
Mon grand-père est (oud)
Slide 12 - Question ouverte
Ik kan een bijvoeglijk naamwoord maken
Ja, komt helemaal goed!
Ik moet nog even oefenen
Ik heb nog een beetje uitleg nodig
