Een vraag stellen in het Frans

Lesdoel
Hoe stel ik een vraag in het Frans ? Bron C TB P26  Hfd2
1- zonder een vraagwoord
2- met een vraagwoord       

Aan het einde van de les kan ik een vraag stellen 
met /of zonder vraagwoord
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lesdoel
Hoe stel ik een vraag in het Frans ? Bron C TB P26  Hfd2
1- zonder een vraagwoord
2- met een vraagwoord       

Aan het einde van de les kan ik een vraag stellen 
met /of zonder vraagwoord

Slide 1 - Diapositive

Terugblik  bron B  TB p25
Comment faire pour rester en forme ?
Es-tu en forme ?
Est-ce que tu fais beaucoup de sport ?
Qu'est-ce que tu ne manges pas ?
Quel est ton secret ?


Hoe zie jij dat het vragen zijn ?
Vertaal deze vragen in je schrift ?

 Zijn er hier vraagwoorden ?
Schrijf de Franse vraagwoorden op.
Wij lezen nu Bron C p 26

Slide 2 - Diapositive

Vraagvormen 
Welke vraagvormen herken je  van Bron B in Bron C ?

Slide 3 - Diapositive

Vraagvormen
Zonder vraagwoorden : 
Est-ce que tu fais beaucoup de sport ? [ est-ce que + zin]
Es-tu en forme ? [ omkering ]

Schrijf deze vragen op een andere manier in je schrift !
Gebruik de aanwijzingen in Bron C

Slide 4 - Diapositive

Vraagvormen
Met vraagwoorden :
Comment  tu fais  pour rester en forme ? [ vraagwoord vooraan]
Qu'est-ce que tu ne manges pas ? [ vraagwoord vooraan]

Schrijf deze vragen op een andere manier in je schrift :
Gebruik de aanwijzingen in Bron C 

Slide 5 - Diapositive

Voorkennis
Schrijf minimaal 3 vragen in het Frans op die jij kent en die jij gebruikt om kennis met iemand te maken. 

Slide 6 - Diapositive

bonjour
Comment tu t'appelles ?
Ca va ?
Tu habites où ?
Tu parles français ?

Oefenen : Schrijf deze vragen op een andere manier 

Slide 7 - Diapositive

Bonjour 
Tu t'appelles comment ?
Est-ce que ça va ? 
Où tu habites ? 
Où est-ce que tu habites ?
  

Slide 8 - Diapositive

Samenvatting
Ça va ? Est-ce que ça va ?
Zonder vraagwoord : gewone zin OF est-ce que + gewone zin

Tu habites où ? Où tu habites ? Où est-ce que tu habites ?
Met vraagwoord : gewone zin + vraagwoord achter
vraagwoord vooraan + gewone zin
vraagwoord vooraan + est-ce que + gewone zin    

Slide 9 - Diapositive

en nu oefenen
QUIZ

Slide 10 - Diapositive

vertaal : Hoe gaat het ?
A
ça va ?
B
ça va bien ?
C
ça va.
D
comment ça va ?

Slide 11 - Quiz

Vertaal : Train je vaak ?
A
Pourquoi tu t'entraînes ?
B
Est-ce que tu t'entraînes ?
C
tu t'entraînes souvent ?
D
Je m'entraîne souvent.

Slide 12 - Quiz

welke andere manier is correct voor de vraag : tu aimes le chocolat?
A
Tu manges du chocolat ?
B
Est-ce que tu aimes le chocolat ?
C
Aimes-tu le chocolat ?
D
Pourquoi tu aimes le chocolat ?

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste vraagwoord in:
Tu habites .....?
A
comment
B
pourquoi
C
quand
D

Slide 14 - Quiz

Vul het juiste vraagwoord in :
......tu fais comme sport ?
A
pourquoi
B
qu'est-ce que
C
quand
D

Slide 15 - Quiz

Vul het juiste vraagwoord in :
......de fois tu t'entraînes par semaine?
A
combien
B
comment
C
qu'est-ce que
D
qui

Slide 16 - Quiz

vul het juiste vraagwoord in :
.....est ton entraîneur ?
A
quand
B
comment
C
qui
D
pourquoi

Slide 17 - Quiz

Vul het juiste vraagwoord in :
......tu es végétarien ? Parce que j'aime trop les animaux
A
quand
B
comment
C
qu'est-ce que
D
pourquoi

Slide 18 - Quiz

en nu zelf oefenen
Lees nog eens Bron C hfd2 TB p26 
maak opdrachten  13d 13e 13f 14a 14b in WB p56/57

Succes !

Slide 19 - Diapositive