1 Present simple deel 1 HSX

Grammar
The present simple
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammar
The present simple

Slide 1 - Diapositive

Doel van deze les
Ik weet wat de simple present is.
Ik kan werkwoorden in deze tijd zetten.
Ik weet wanneer ik deze tijd moet gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Present simple
Hoe ziet het regelmatige werkwoord eruit in de present simple? 
Kijk maar even mee...

Slide 3 - Diapositive

SHIT!
I drink
You drink
He drinks
She drinks
It drinks
We drink
They drink
You drink

Slide 4 - Diapositive

My brother drinks coffee.
He drinks coffee.

Slide 5 - Diapositive

How about...
My mother
my mother = she

Dus daarom:

"My mother drinks coffee in the morning."

Slide 6 - Diapositive

My sister and I drink coffee.
We drink coffee.

Slide 7 - Diapositive

My brother
A
She
B
He
C
We
D
It

Slide 8 - Quiz

My sister and I
A
She
B
I
C
You
D
We

Slide 9 - Quiz

present simple
Hoe ziet de present simple eruit bij een onregelmatig werkwoord?
Kijk maar even mee..

Slide 10 - Diapositive

To be, to have, to do, can
I                     am          have       do             can
You               are          have       do            can
He/she/it    is            has         does        can
We                 are         have       do            can
You                are         have       do            can
they               are         have       do           can

Slide 11 - Diapositive

andere onregelmatige werkwoorden
We gaan het nog vaker hebben over onregelmatige werkwoorden. Dan hebben wet het meestal over de vorm van die werkwoorden in de verleden en voltooide tijd. 
Wrote, ran, could, sat, hit, enz..

Dat is iets waar we het later over gaan hebben.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

even oefenen
Even 3 vragen om te oefenen.

Slide 14 - Diapositive

(to be)
He ..... my brother.
A
am
B
are
C
is

Slide 15 - Quiz

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 16 - Quiz

Present simple
He ..... (to call) his dog.
A
call
B
calls

Slide 17 - Quiz

Wanneer?
Wanneer gebruiken we de past simple?

Slide 18 - Diapositive

We gebruiken de present simple bij:

- feiten,
- gewoontes,
- dingen die we met regelmaat doen.
- This book has a red color. (feit)
- Bart always bites his nails. (gewoonte)
- These kids often play with each other. (regelmatigheid)

Slide 19 - Diapositive

Signaalwoorden
Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven dat de zin in de present simple, oftewel in de tegenwoordige tijd staat, bijvoorbeeld: always, never, frequently, often, sometimes, seldom, on Saturdays, in the weekend, during the week.

Slide 20 - Diapositive

Als je het hebt over gewoontes...
Every day I drink coffee in the morning.
Every day you drink coffee in the morning.
Every day she drinks coffee in the morning.
Every day he drinks coffee in de the morning.
Every day we drink coffee in the morning.
Every day they drink coffee in the morning.
Every day you drink coffee in the morning.

Slide 21 - Diapositive

nog even oefenen
Nog een paar vraagjes..

Slide 22 - Diapositive

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 23 - Quiz

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 24 - Quiz

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears

Slide 25 - Quiz

Present simple

They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 26 - Quiz

Present simple
He ..... (to call) his mother every Sunday.
A
call
B
calls

Slide 27 - Quiz

Resumerend
De lesdoelen waren:

Ik weet wat de simple present is.
Ik kan werkwoorden in deze tijd zetten.
Ik weet wanneer ik deze tijd moet gebruiken

Doelen bereikt?

Slide 28 - Diapositive

EINDE

Slide 29 - Diapositive