1HV - herhaling pers vnw en regelmatige ww

Lesdoel
Opfrissen van je kennis over de : 
- persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij, etc)
- de regelmatige werkwoorden
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Lesdoel
Opfrissen van je kennis over de : 
- persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij, etc)
- de regelmatige werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Welke kleuren heeft de vlag van Argentinië?
A
verde, blanco, verde
B
azul, blanco, azul
C
verde, negro, verde
D
azul, negro, azul

Slide 2 - Quiz

Welke kleuren heeft de vlag van Spanje?
A
rojo, amarillo, rojo
B
amarillo, rojo, amarillo
C
verde, naranja, verde
D
naranja, verde, naranja

Slide 3 - Quiz

Welke kleuren heeft de vlag van México?
A
azul, blanco, rojo
B
azul, blanco, rosa
C
verde, gris, rosa
D
verde, blanco, rojo

Slide 4 - Quiz

LOS COLORES : Als je deze kleuren mengt, welke kleur krijg je dan? Geef antwoord in het Spaans.

1. rojo + blanco =
2. azul + amarillo =
3. negro + blanco =

Slide 5 - Question ouverte

Los números : Maak de sommen.

1. diez + uno = 4. catorce + dos =
2. ocho + cuatro = 5. diecinueve + uno =
3. cinco + dos = 6. quince + dos =

Slide 6 - Question ouverte

De persoonlijke voornaamwoorden
ik = yo
jij = tú
hij / zij / u = él / ella / usted
wij = nosotros, nosotras
jullie = vosotros, vosotras
zij / u meervoud = ellos / ellas / ustedes

Slide 7 - Diapositive

ik =
A
yo
B
C
nosotros
D
vosotros

Slide 8 - Quiz

jij =
A
yo
B
C
nosotros
D
vosotros

Slide 9 - Quiz

jij en ik =
A
yo
B
C
nosotros
D
vosotros

Slide 10 - Quiz

Bart en ik =
A
yo
B
C
nosotros
D
vosotros

Slide 11 - Quiz

Bart =
A
yo
B
ella
C
él
D
ellos

Slide 12 - Quiz

Bart en jij =
A
yo
B
C
nosotros
D
vosotros

Slide 13 - Quiz

Bartolomé y Simón =
A
yo
B
ella
C
él
D
ellos

Slide 14 - Quiz

Weet jij de persoonlijke voornaamwoorden in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
Mi hermana

Slide 15 - Question de remorquage

Los verbos regulares

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 18 - Question de remorquage

VIVO
VIVES
VIVE
VIVIMOS
VIVEN
VIVÍS

Slide 19 - Question de remorquage

Geeft de vervoeging van de regelmatige werkwoorden : tegenwoordige tijd 
 _______(beber - yo) un té con Jaira. 
Zanna___________ (comer) frutas en el desayuno.
Lars y Leen _______________(hacer = maken) los ejercicios.
Sjadia y yo ___________ (tener = hebben) muchos amigos.
Seraphiem y yo _____ (leer = lezen) un e-mail.
Tú...................................(beber) agua.
bebo
come
hacen
tenemos
leemos
bebes

Slide 20 - Question de remorquage

1. ¿Cómo se llama?
2. ¿Cuántos años tienes?
3. ¿Cuál es su nacionalidad?
4. ¿Cuándo es su cumpleaños?
5. ¿Qué lenguas habla?
6. ¿Quién es su cantante favorito?

Slide 21 - Question ouverte

Zelfstandig werken
Maak de opdracht die de docent uitdeelt / op Classroom plaatst. 

Slide 22 - Diapositive