Rekenen les Gewicht

Rekenen - les Gewicht 
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Rekenen - les Gewicht 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel van de les 
  1. We herhalen de theorie  betekenis van woorden 
  2. Je kunt de eenheden van gewicht omrekenen 
  3. Je kunt schatten hoeveel geld je nodig hebt voor ingrediënten en deze controleren in de supermarkt 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Theorie betekenis van woorden

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

GRAM
1000 g = 1 kg
afkorting = g
doosje aardbeien
kruiden en specerijen
vleeswaren
keukenweegschaal
groente

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

KILOGRAM
1000 g = 1 kg
afkorting = kg
zak appels
personen
vlees
personenweegschaal
gewichtheffen

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Inhoudsmaten omrekenen
De standaard gewichtsmaat is de gram. De andere eenheden zijn daarvan afgeleid met de voorvoegsels die je al leerde in de les over lengtematen:

kilogram - hectogram - decigram - gram decigram - centigram - milligram

Tussen elke eenheid maak je een stapje van factor 10.
We gebruiken meestal alleen de gekleurde eenheden.

Slide 6 - Diapositive

Als de voorvoegsels nog helemaal niet bekend zijn, bekijk dan de les over lengtematen.
We gaan nu oefenen

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de afkorting van kilogram?
A
kilo
B
gram
C
g
D
kg

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de afkorting van gram?
A
g
B
gr
C
gram
D
kilo

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1 kilogram is hoeveel gram?
A
1
B
10
C
100
D
1000

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel weegt ongeveer een paperclip?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
1 dg
B
0,1 g
C
0,1 cg
D
1 hg

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke eenheden worden het meest gebruikt?
A
Kilogram, gram, milligram
B
Hectogram, gram, centigram
C
Decigram, gram, centigram
D
Kilogram, gram, centigram

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weegt ongeveer 1 kilogram?
A
Een boek
B
Een nootje
C
Een appel
D
Een paperclip

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Gewichtsmaten 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk gewicht hoort bij welk product?
1 kilo
1 gram
200 gram
1000 kg

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weegt 1 kg?
A
1,5 liter cola
B
pak suiker
C
koffiepads
D
zak chips

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel kilogram is 1000 gram?
A
1
B
10
C
100
D
1000

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer gebruik je een keuken weegschaal?
A
Als ik wil weten hoe zwaar ik ben.
B
Als ik wil weten hoeveel melk ik nodig heb voor pannenkoeken.
C
Als ik wil weten hoeveel gram meel ik nodig heb voor taart
D
Als ik wil weten hoe zwaar mijn koffer is.

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor soort weegschaal is dit?
Kies twee antwoorden.
A
keukenweegschaal
B
digitale weegschaal
C
personenweegschaal
D
analoge weegschaal

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat geeft deze weegschaal aan?
A
112 kg
B
11,2 kg
C
112 g
D
11,2 g

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

6000gram
60 gram
600 gram
6 gram
6 kg
0,6 hg
0,6 kg
0,6 dag

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat geeft deze weegschaal aan?
A
70 kg
B
80 kg
C
75 kg
D
76 kg

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het zwaarst?
A
1 kg appels
B
1000 g sinaasappels
C
2 kg limoenen
D
1 kg suiker

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel wegen de pakjes champignons samen?
(Meer antwoorden zijn mogelijk)
A
1000 g
B
1 kg
C
500 g
D
250 g

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Rekenen in de praktijk 
Zandkoekjes maken en bakken! 


















Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de ingrediënten voor zandkoekjes?
A
Bloem, eieren, melk, zout, boter en olijfolie
B
1 pak meel voor pannenkoeken, yoghurt eieren, zout, boter en olijfolie
C
Poedersuiker, boter, Zeeuwse bloem, ei, zout, citroenrasp
D
Ik weet het niet, ik heb het nog nooit gemaakt

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ingrediënten voor 10 zandkoekjes
  1. 100 g poedersuiker
  2. 25o g boter
  3. 300 g Zeeuwse bloem
  4. 25 g ei 
  5. 2 g zout  
  6. 10 g citroenrasp 

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel geld heb je nodig om zandkoekjes te maken?

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In de winkel kosten controleren 
Neem de lijst met  ingrediënten mee en noteer de totale kosten. 



Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions