les verbes -er

Aujourd'hui
-  werkwoorden in het Frans
- werkwoorden op -er in de tegenwoordige tijd.
Tip
  1. leer de vertaling van het werkwoord
  2.  weet hoe je de stam van het werkwoord vindt
  3.  ken de persoonlijkvoornaamwoorden in het Frans en vervoeg op de juiste manier

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Aujourd'hui
-  werkwoorden in het Frans
- werkwoorden op -er in de tegenwoordige tijd.
Tip
  1. leer de vertaling van het werkwoord
  2.  weet hoe je de stam van het werkwoord vindt
  3.  ken de persoonlijkvoornaamwoorden in het Frans en vervoeg op de juiste manier

Slide 1 - Diapositive

hoeveel
werkwoorden ken je?

Slide 2 - Carte mentale

Sleep de Nederlandse vertaling naar het juiste Franse werkwoord.
regarder
écouter
détester
aimer
een hekel hebben aan
houden van / leuk vinden
kijken
luisteren

Slide 3 - Question de remorquage

De werkwoorden op -ER

Slide 4 - Diapositive

Stap 1: vind de stam
Haal -er van het werkwoord af.
Bijvoorbeeld: écouter --> écout = stam

Slide 5 - Diapositive

Stap 2: kies de juiste uitgang 
je  stam +e
tu stam +es
il / elle / on stam +e
nous stam +ons
vous stam +ez
ils / elles  stam+ent
stap 3: schrijf de stam + de juiste uitgang op!

Slide 6 - Diapositive

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon. Let goed op de uitgangen! 
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
parle
parlez
parlons
parlent
parle
parles

Slide 7 - Question de remorquage

Wat is het hele werkwoord van:
regardent

Slide 8 - Question ouverte

Nous (écouter)

Slide 9 - Question ouverte

Je (trouver)
A
trouve
B
trouves
C
trouvez
D
trouvent

Slide 10 - Quiz

vous (donner)
A
donnons
B
donnez
C
donnent
D
donnes

Slide 11 - Quiz

Fabien et Amélie (chercher)
A
cherchons
B
cherchez
C
cherchent
D
cherches

Slide 12 - Quiz

Elle (aimer)
A
aimes
B
aimet
C
aime
D
aiment

Slide 13 - Quiz

Questions? 

Waar wil je meer van 
waar wil je minder van?

Slide 14 - Diapositive

Vul in waar je meer of minder van wil

Slide 15 - Question ouverte