VCA

VCA
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
VCAMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

VCA

Slide 1 - Diapositive

wat betekend dit bord?

Slide 2 - Question ouverte

Nullast-
schakelaar
Dodemans-knop
Aardlek-schakelaar

Slide 3 - Question de remorquage

VCA betekent
Veiligheid, Checklist, Aannemers?
Juist
Niet Juist

Slide 4 - Sondage

Wat is geen gevaar bij gevaarlijke stoffen?
A
Bijtend gevaar
B
Beknellingsgevaar
C
Verstikkingsgevaar
D
Brandgevaar

Slide 5 - Quiz

9. Hoe hoog mag de concentratie giftige gassen zijn in een besloten ruimte. Wat is niet juist
A
Lager dan de MAC waarde
B
Lager dan 10% van de UEL
C
Lager dan 10% van de LEL

Slide 6 - Quiz

De grenswaarde van een gevaarlijke stof wordt altijd vastgesteld voor een normale situatie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Als de concentratie van een stof hoger is dan de grenswaarde dan is de situatie onveilig.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Spuiterij
Besloten
ruimte
Zagen
&
Boren
Onbekende chemische stof

Slide 9 - Question de remorquage

11. Gasleidingen aanleggen in een kruipruimte. Wat is geen risico
A
Straling
B
Elektrocutie
C
Vergiftiging
D
Verstikking

Slide 10 - Quiz

Is het noodzakelijk om een gascilinder te beschermen tegen de zon of andere hittebronnen?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Zagen takken en bomen
Vonken en splinters
Lassen met gas
Hakken, breken, boren
Hoogdruk reinigen
Elektrisch lassen

Slide 12 - Question de remorquage

13. Je werkt in een opslagtank. Voordat je die in mag, moet de tank doorgeblazen worden met stikstof. Welk gevaar ontstaat hierbij.
A
Elektrocutie
B
Explosie
C
Verstikking

Slide 13 - Quiz

Fase 1
Fase 2
Fase 3
Melden
Handelen
Beëindigen

Slide 14 - Question de remorquage

14. Hoe stel je een besloten ruimte veilig.
A
Toezicht houden via het mangat
B
Het zuurstofgehalte in de ruimte vaststellen
C
Communiceren met de mensen in de besloten ruimte
D
Alle toevoeren afsluiten met een steekflens

Slide 15 - Quiz

1. Hoe hoog moet een ladder zijn ten opzichte van een hogere werkvloer?
A
De ladder moet minstens een halve meter boven de werkvloer Uitsteken
B
De ladder moet minstens een meter boven de werkvloer uitsteken
C
De ladder moet minstens net zo hoog zijn als de werkvloer

Slide 16 - Quiz

1. Hoe hoog moet het zuurstofgehalte in de lucht minimaal zijn voordat je een besloten ruimte mag betreden
A
minimaal 90%
B
Minimaal 20%
C
minimaal 21%
D
Minimaal 19%

Slide 17 - Quiz

2. Wanneer mag je een stalen steiger betreden?
A
Alleen als de steigerkaart ís aangebracht
B
Alleen als de uitvoerder je toestemming heeft gegeven en de steiger is verankerd
C
Alleen onder windkracht 8

Slide 18 - Quiz

2. Moet er een werkvergunning zijn, voordat je een besloten ruimte mag
betreden

A
Alleen als er geen toezichthouder is
B
Alleen als er gevaar is voor inademing van giftige gassen
C
Altijd

Slide 19 - Quiz

3. Hoe kun je de gevaren bij het lopen het beste voorkomen
A
Door het gevaar bij de bron weg te nemen
B
Door het gevaar te markeren
C
Door het risico te beheersen

Slide 20 - Quiz

3. Mag je de hoogwerker als lift gebruiken?
A
Ja; de hoogwerker is gebouwd om mensen op hoogte te brengen en je kunt hem dus ook als lift gebruiken
B
Nee: de hoogwerker heeft geen hekwerk om de bak
C
Nee: je mag de hoogwerker niet op hoogte verlaten

Slide 21 - Quiz

3. Wat moet je doen voor je in een besloten ruimte gaat werken?
Wat is niet waar
A
Steekflenzen zetten om leidingen met gevaarlijke stoffen af te sluiten
B
De risico's in kaart brengen
C
Een werkvergunning regelen
D
De ruimte bevochtigen om stof vast te leggen

Slide 22 - Quiz

4. Wat is verplicht als je in een werkbak staat?
A
Je moet een harnasgordel dragen
B
Je moet een veiligheidshelm dragen
C
Je moet samen met een collega de aanwijzingen doorgeven aan de kraanmachinist

Slide 23 - Quiz

5. Wat is de invloed van te hard geluid op de werkplek
A
Bij het dragen van gehoorbescherming is er geen invloed van te hard geluid
B
Er kan harder worden gewerkt, omdat spreken met elkaar onmogelijk is
C
Het verhoogt de risico’s op de werkplek

Slide 24 - Quiz

6. Wie moet de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen aanschaffen
A
De Arbodienst
B
De werkgever
C
De werknemer

Slide 25 - Quiz

6. Wat is een veilig elektrische spanning om mee te werken
A
120 V wisselspanning
B
220 V gelijkspanning
C
120 V gelijkspanning
D
220 V wisselspanning

Slide 26 - Quiz

7. Wie moet controleren of een PBM een CE-markering heeft
A
De fabrikant
B
De werkgever
C
De werknemer

Slide 27 - Quiz

8. Wat voor handschoenen moet je dragen als je met gevaarlijke stoffen
werkt

A
Leren handschoenen
B
Rubberen handschoenen
C
Stoffen handschoenen

Slide 28 - Quiz

8. Waarom mag je geen stortkoker gebruiken bij het verwijderen van asbest. Wat is niet juist
A
Omdat er dan asbestdeeltjes in de koker achterblijven
B
Omdat asbest breekt bij het vallen
C
Omdat het asbest te veel lawaai maakt bij het vallen door een Stortkoker
D
Omdat er asbeststof ontstaat bij het vallen

Slide 29 - Quiz

9. Hoeveel demping biedt een niet te dure oorkap maximaal
A
10 dB(A).
B
15 dB(A).
C
25 dB(A).

Slide 30 - Quiz

10. Te veel geluid leidt niet tot
A
Concentratieverlies
B
Tijdelijke gehoorvermindering
C
Verminderde spraakverstaanbaarheid
D
Dorstgevoel

Slide 31 - Quiz

Werken met een trilmachine
Werken met gevaarlijke stoffen
Werken op hoogte
Werken met elektriciteit
Werken in een besloten ruimte
Gewrichtsklachten
Elektrocutie
Vergiftiging
Verstikking
Valgevaar

Slide 32 - Question de remorquage

10. Hoe werk je veilig op een rolsteiger. Wat is niet juist?
A
Wielen blokkeren voor het beklimmen
B
Je houd de werkvloer opgeruimd
C
Materiaal en gereedschap breng je veilig naar boven
D
Je beklimt de rolsteiger vanaf de buitenkant

Slide 33 - Quiz

10. Wat is geen besloten ruimte?
A
een garage
B
een kelder
C
een liftschacht
D
een spuitcabine

Slide 34 - Quiz

12. De werkgever is verplicht om gehoorbescherming te geven bij:
A
120 dB(A)
B
90 dB(A)
C
85 dB(A)
D
80 dB(A)

Slide 35 - Quiz

13. Een ladder steekt door een vloeropening, Hoe beveilig je deze situatie?
A
Je gebruikt rood-wit lint om de opening af te zetten
B
Je draagt een veiligheidsharnas
C
Je zet de opening af met een leuning of een hekwerk

Slide 36 - Quiz

14. Je werkt op een plek waar je niet met een hoogwerker of steiger kan komen. Je gaat werken met een personenwerkbak, Hoe werk je hier veilig mee?
A
De werkbak hangt aan een hijsjuk
B
In de werkbak ligt is een ladder voor noodgevallen
C
Je draagt een veiligheidsharnas in de werkbak

Slide 37 - Quiz

15. De ideale luchtvochtigheid om bij te werken is
A
tussen de 40% en 60%
B
tussen de 60% en 80%
C
boven de 80%
D
onder de 40%

Slide 38 - Quiz

15. Een tank is geverfd aan de binnenkant. Wat doe je na afloop.
A
De omgeving van de tank afzetten met een rood-wit lint tot de verf droog is
B
De toegang tot de tank open laten, want sommige verfsoorten gebruiken zuurstof bij het uitharden
C
De tank afsluiten, zodat niemand de verfdamp kan inademen

Slide 39 - Quiz

16. Je werkt op een dak, 3 meter van de dakrand. Welke beveiliging kan je gebruiken. Wat is niet juist?
A
Je maakt een vaste reling aan de dakrand
B
Je brengt een rood-wit lint aan op 2 meter van de rand
C
Je hangt vangnetten op
D
Je draagt een veiligheidsharnas

Slide 40 - Quiz

17. Welke maatregelen neem je bij het werken op een schuin dak?
Wat is niet juist?
A
Je gebruikt loopplanken als de dakbedekking niet sterk genoeg is
B
Je gebruikt vangnetten bij grote openingen in het dak
C
Als vangnetten niet mogelijk zijn, gebruik je een veiligheidsharnas
D
De dakrand moet worden afgezet met rood-wit lint.

Slide 41 - Quiz

18. Bij het uitgraven van een sleuf voor een waterleiding. Waar moet je aan voldoen. Wat is niet juist
A
Gaan graven als je weet waar de bestaande leidingen liggen
B
Een afwijkende ligging of schade melden bij je leidinggevende
C
Het werkterrein afzetten
D
Een graafbak met getande rand gebruiken

Slide 42 - Quiz