2hv1 21/04

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Planning for today 
  • Herhalen grammar Chpater 5 
  • Time to finish exercise 30, 31, 32

Slide 2 - Diapositive

Adjectives & Adverbs
Adjectives & Adverbs

Slide 3 - Diapositive

Handig stappenplan:
  1. Kan je de 'wat'- vraag stellen? Gebruik dan een bijvoeglijk naamwoord:    GEEN ly
  2. Kan je de 'hoe' - vraag stellen?      Gebruik dan een bijwoord: + ly  
 ** Leer ook de uitzonderingen! Niet elk bijwoord schrijf je met: ly 

Werkt de wat/hoe vraag niet? volg dan de volgende stappen. Zegt het woord wat je moet invullen iets over een werkwoord? GEEN ly 
Zegt het woord wat je moet invullen iets over een zelfstandig naamwoord? x ly 

Slide 4 - Diapositive

He can cook _____ (good).
A
good
B
well

Slide 5 - Quiz

My grandmother always walks very _____ (slow).
A
slow
B
slowly

Slide 6 - Quiz

I am _____ (true) sorry for that.
A
true
B
truly
C
truely

Slide 7 - Quiz

He is so talented! Look at this _____ (beautiful) made painting.

Slide 8 - Question ouverte

Adjectives & Adverbs
Comparisons

Slide 9 - Diapositive

De 3 trappen
Trap 1: Positive degree
big / beautiful / good / bad / intelligent

Trap 2: Comparative degree (vegrotende trap)
bigger / more beautiful / better / worse / more intelligent

Trap 3: Superlative degree (overtreffende trap)
biggest / most beautiful / best / worst / most intelligent

Slide 10 - Diapositive

-er / -est
Bij woorden van één lettergreep gaan de trappen als volgt:

big - bigger than - the biggest
tall - taller than - the tallest
white - whiter than - the whitest

Slide 11 - Diapositive

more / most
Bij woorden van twee of meer lettergrepen gaan de trappen als volgt:

beautiful / more beautiful than / the  most beautiful
interesting / more interesting than / the most interesting
stunning / more stunning than / the most stunning

Slide 12 - Diapositive

Spellingsregel 1
Woorden van twéé lettergrepen op -y krijgen ook -er / -est

Happy / Happier than / The happiest

Pretty / Prettier than / The prettiest

Slide 13 - Diapositive

Which comparison is correct?
A
I'm quicker then him
B
They walk faster then me
C
Please be carefuller next time!
D
I like playing football better than playing hockey

Slide 14 - Quiz

The second project was ______ (succesful) as the first one.
A
succesfuller
B
more succesful
C
as succesful
D
succesful

Slide 15 - Quiz

That assignment is much _____ (easy) than this one!
A
more easy
B
easier
C
easyer
D
more easier

Slide 16 - Quiz

Come up with a comparison between: watching the news & watching a film

Slide 17 - Question ouverte