5.2

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

5.2 kraakbeenweefsel en beenweefsel

Even herhalen

Welke twee soorten botten zijn er?

1. platte beenderen
2. pijpbeenderen
3. hard beenderen
4. soft beenderen

Noem een functie van het skelet:

Leerdoelen

5.2.1 Je kunt kenmerken van kraakbeenweefsel en beenweefsel noemen en de delen ervan benoemen in een afbeelding.

5.2.2 Je kunt beschrijven hoe de samenstelling van botten verandert tijdens het leven.

Kalk en lijmstoffen

- In botten zitten kalkzouten en lijmstof. 

- Kalkzouten zijn hard. 

- Lijmstof is taai en kan buigen. 

- Kalkzout en lijmstof maken een bot stevig.

Kraakbeenweefsel

- Bij kraakbeenweefsel liggen de cellen in groepjes bij elkaar in de tussencelstof.

- De tussencelstof wordt gemaakt door de cellen.

- Door de tussencelstof is het kraakbeen stevig, maar toch elastisch (buigzaam). 

- Bevat veel lijmstoffen en weinig kalkzouten. 

-  In het lichaam van een volwassene zit kraakbeen bijvoorbeeld: in de oorschelp en in de neus

Kraakbeenweefsel.

 Een baby is nog lenig, veel kraakbeen.

beenweefsel

- Bij beenweefsel liggen de cellen in kringen rondom nauwe kanaaltjes. 

-De tussencelstof van been is harder dan die van kraakbeen.

- Bestaat voornamelijk uit kalkzouten en een beetje lijmstof. 

- Door deze stoffen is een bot stevig en breekt het niet af. 

Als je een bot in een zoutzuuroplossing legt, gaan de kalkzouten uit het bot. Het bot wordt dan buigzaam. Als je een bot in een vlam houdt, verbrandt de lijmstof. Het bot breekt dan gemakkelijk.

Beenweefsel

Botcellen met uitlopers

Ouder worden

- Als mensen ouder worden, verandert het beenweefsel. 

- Er verdwijnt lijmstof en er komen kalkzouten bij. Kraakbeenweefsel maakt plaats voor beenweefsel.  

- Door de kalkzouten worden de botten harder. 

- De botten minder buigzaam. 

-Bij oudere mensen breken de botten daardoor sneller

Maken

vanaf blz. 17

Opdracht 1 t/m 5