Mode

 la mode
  • luisteren - 4 vragen 
  • woorden/ zinnen Bron A,B,E en F
  • getallen
  • grammaire - aanwijzend voornaamwoord 
  • grammaire - pouvoir/vouloir
  • lezen - 4 vragen 
   
         LET OP: je kunt niet terug naar de vorige vraag
- Pak je boek!
- Telefoon weg
- camera aan, blijf in beeld
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

 la mode
  • luisteren - 4 vragen 
  • woorden/ zinnen Bron A,B,E en F
  • getallen
  • grammaire - aanwijzend voornaamwoord 
  • grammaire - pouvoir/vouloir
  • lezen - 4 vragen 
   
         LET OP: je kunt niet terug naar de vorige vraag
- Pak je boek!
- Telefoon weg
- camera aan, blijf in beeld

Slide 1 - Diapositive

Luisteren - écouter
- luistervaardigheid
- 4 vragen

Slide 2 - Diapositive

Waarom hebben Thierry en Milou badkleding nodig?
Luisterfragment
A
Ze gaan op vakantie
B
Hij doet mee aan een sporttoernooi
C
Ze gaan vandaag zwemmen

Slide 3 - Quiz

Hoe duur is de badkleding die Milou vindt?
Luisterfragment
A
€ 15
B
€ 5
C
€20
D
€ 12

Slide 4 - Quiz

Welke kleuren badkleding kopen ze?
Luisterfragment
A
blauw en rood
B
blauw en roze
C
zwart en rood

Slide 5 - Quiz

Waarom is Thierry teleurgesteld als hij op zijn telefoon kijkt?
Antwoord zo uitgebreid mogelijk...
Luisterfragment

Slide 6 - Question ouverte

Vocabulaire
- woorden en zinnen A,B,E en F
- getallen
- 7 Vragen

Slide 7 - Diapositive

Wat betekent:

Oui, je veux acheter un pull.
A
Ja, ik wil een trui kopen.
B
Ja, ik wil een trui kiezen.
C
Ja, ik koop een shirt.
D
Ja, ik wil een broek kopen.

Slide 8 - Quiz

Hoe zeg je:
Het shirt is lelijk.

Slide 9 - Question ouverte

Wat betekent:
Qu'est-ce qu'elle aime?
A
Waar houdt hij van?
B
Waar houdt zij van?
C
Wat vindt ze lelijk?

Slide 10 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans:

De muts kost zeventien euro.

Slide 11 - Question ouverte

Le jean est....
duur
wit
oud
mooi
lelijk
beau
cher
ancien
moche
blanc

Slide 12 - Question de remorquage

Wat betekent:

Il aime porter des chaussures noires.
A
Hij draagt graag zwarte schoenen.
B
Hij koopt dure schoenen.
C
Zij draagt graag zwarte sneakers.
D
Hij wil de zwarte schoenen kopen.

Slide 13 - Quiz

Welke getallen staan er bij 2,3 en 4?

Slide 14 - Question ouverte

Grammaire - aanwijzend voornaamwoord
- grammaire Bron C
- 4 vragen

Slide 15 - Diapositive

Wat betekent:

cette ville
A
deze stad
B
leuke stad
C
dit meisje
D
de stad

Slide 16 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans:
deze schoenen

Slide 17 - Question ouverte

Vertaal:
Je veux acheter ce jean.

Slide 18 - Question ouverte

In deze brief staat 6x een aanwijzend voornaamwoord.

Hoe vaak is die vrouwelijk?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quiz

Grammaire werkwoorden
- vouloir en pouvoir
- 4 vragen 

Slide 20 - Diapositive

Wat betekent:

nous voulons
A
wij willen
B
jullie willen
C
wij kunnen
D
jullie kunnen

Slide 21 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans:
Ik kan

Slide 22 - Question ouverte

Hoe zeg je in het Frans:
Zij willen deze trui kopen.

Slide 23 - Question ouverte

tu
nous
elle
vous
ils
veulent
voulez
pouvons
peux
veut

Slide 24 - Question de remorquage

Lezen - Lire
- stukje tekst
- 2 vragen 

Slide 25 - Diapositive

Wat heeft deze persoon gekocht?

Slide 26 - Question ouverte

Deze persoon is heel positief over sportschoenen. Waarom?

Noem 3 redenen en noteer het Franse woord waaraan je het hebt gezien

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive