3.3 De kamers

3.3 de kamers
Aan het einde van de les kan je alle kamers in een huis noemen.

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

3.3 de kamers
Aan het einde van de les kan je alle kamers in een huis noemen.

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen 3.1 + 3.2
Uitleg over 3.3
Check 3.3
Opdrachten maken 3.3
Nakijken 3.3
Exit 3.3

Slide 2 - Diapositive

het balkon
A
B

Slide 3 - Quiz

de muur
A
B

Slide 4 - Quiz

de flat

de flat
A
B
C
D

Slide 5 - Quiz

Wij ... allemaal 'hallo' tegen de docent.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 6 - Quiz

Hij ... het woord 'oefenen'
A
spel
B
spelt
C
spellen

Slide 7 - Quiz

Ik woon in een huis.
Hij woont in een huis.

Slide 8 - Diapositive

De badkamer
Ik was mij in de badkamer.

Ik sta onder de douche in de badkamer.

Slide 9 - Diapositive

de gang
  • plaats tussen lokalen
  • de gang - de gangen
  • zin: De leerlingen lopen op de gang.

Slide 10 - Diapositive

De woonkamer
Ik zit in de woonkamer. 

In de woonkamer staat vaak een televisie. 

Slide 11 - Diapositive

De slaapkamer
Ik slaap in mijn slaapkamer.

Het bed en de kast staan in mijn slaapkamer.

Slide 12 - Diapositive

Teken en beschrijf je kamer.
Vertel de klas:

  • hoe groot die kamer is
  • wat er in die kamer staat
  • wat er aan de muur hangt
  • welke kleuren de kamer heeft

Slide 13 - Diapositive

de zolder

Slide 14 - Diapositive

boven
  • plaats is hoger 
  • boven <---> beneden
  • zin: Ik loop naar boven.
  • zin: Ik sta boven op een berg.

Slide 15 - Diapositive

beneden
  • plaats is lager
  • boven <---> beneden
  • zin: Ik loop naar beneden.
  • zin: De bal rolt naar beneden.

Slide 16 - Diapositive

de kamer
  • Een ruimte in je huis
  • de kamer - de kamers
  • zin: Ik heb een grote slaapkamer.
  • zin: De bank staat in de woonkamer. 

Slide 17 - Diapositive

de keuken
  • De keuken is een plek in huis waar het eten gekookt wordt.
  • de keuken - de keukens
  • zin: In de keuken staan een koelkast, een fornuis en een magnetron. 

Slide 18 - Diapositive

Welke is de badkamer?
A
B
C
D

Slide 19 - Quiz

Ingang
de gang
A
B

Slide 20 - Quiz

de zolder
A
B
C
D

Slide 21 - Quiz

de keuken
A
B
C
D

Slide 22 - Quiz