Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Log alvast in op LessonUp!
Leg alvast je materiaal op tafel (boek + schrift)
§6 Deelonderwerpen
Voordat we beginnen:
1TC
Meer dan lezen
Cursus 1
Slide 1 - Diapositive
Planning
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 1 - Meer dan lezen
1. Lesdoelen
2. Herhalingsvragen
3. Uitleg: deelonderwerpen
4. Samen oefenen
5. Zelfstandig werken
6. Lesdoel checken
7. Afsluiten
Slide 2 - Diapositive
Je weet wat het begrip 'deelonderwerp' inhoudt.
Je leert deelonderwerpen in teksten herkennen.
Lesdoelen
Slide 3 - Diapositive
Op wat voor manieren kun je een tekst inleiden?
Slide 4 - Carte mentale
Aan welke signaalwoorden kun je een slot herkennen?
Slide 5 - Question ouverte
Welke zin hoort bij welk tekstdeel. Kies steeds uit: inleiding - kern - slot.
1. Hier wordt de tekst afgerond.
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 6 - Quiz
Dit weet je al.
Welke zin hoort bij welk tekstdeel. Kies steeds uit: inleiding - kern - slot.
2. Hier wordt kort het onderwerp genoemd.
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 7 - Quiz
Dit weet je al.
Welke zin hoort bij welk tekstdeel. Kies steeds uit: inleiding - kern - slot.
3. Hier staat meer informatie over het onderwerp.
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 8 - Quiz
In welk deel van de tekst (inleiding, kern, slot) verwacht je onderstaande zin? 'En daarom raad ik iedereen aan meer televisie te kijken.'
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 9 - Quiz
§6 Deelonderwerpen
Cursus 1, §4. Bladzijde 42-43
Slide 10 - Diapositive
In het middenstuk staat de meeste informatie over het onderwerp. In dit deel van de tekst worden meestal verschillende aspecten (kanten, delen) van het onderwerp besproken. Dit zijn de deelonderwerpen. Bij het onderwerp muziek passen bijvoorbeeld de deelonderwerpen klassieke muziek, jazzmuziek en popmuziek, maar een tekst over muziek kan ook gaan over de deelonderwerpen componisten, dirigenten en musici.
Deelonderwerpen
Wat betekent het?
Slide 11 - Diapositive
Soms wordt een deelonderwerp in één alinea uitgewerkt, soms in meerdere alinea’s. In dat laatste geval staat er weleens een tussenkopje boven het tekstgedeelte. Let op: een tussenkopje geeft niet altijd het deelonderwerp aan: het is ook vaak bedoeld om de aandacht van de lezer te trekken.
Ga na welke alinea’s over hetzelfde aspect van het onderwerp gaan. Lees daarvoor de tekst globaal.
Deelonderwerpen
Hoe kun je ze vinden?
Slide 12 - Diapositive
Onderwerp (en deelonderwerpen)
Elke tekst gaat ergens over. Het heeft een bepaald onderwerp. Het onderwerp schrijf je zo kort mogelijk.
Als er veel over een onderwerp te vertellen is, kan het onderverdeeld zijn in deelonderwerpen.
Slide 13 - Diapositive
Onderwerp + deelonderwerpen
Drie alinea's in het middenstuk.
Drie deelonderwerpen in het middenstuk.
onderwerp
deelonderwerp
deelonderwerp
deelonderwerp
inleiding
slot
Slide 14 - Diapositive
Onderwerp:
Black Friday
Deelonderwerp:
Ontstaan van Black Friday
Deelonderwerp:
Drukte in de stad
Deelonderwerp:
Goede aanbiedingen of onzin aanbiedingen
Middenstuk:
Alinea 3
Alinea 4
Alinea 2
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Onderwerp: Nationaal schoolontbijt
Deelonderwerp:
Hoe kan een school meedoen?
Deelonderwerp:
Afhankelijk van subsidies.
Deelonderwerp:
Gevolgen van armoede.
Slide 17 - Diapositive
Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst
B
Het onderwerp van een alinea
C
aspecten van het onderwerp
Slide 18 - Quiz
Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de kantine
D
Zakgeld
Slide 19 - Quiz
Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Voetbal
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
Examens
Slide 20 - Quiz
Wat is het deelonderwerp alinea 2?
A
artiestennaam
B
bedriegers
C
onveilig
D
praktisch
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Vidéo
Tekst 1 lezen (blz. 43-44).
Slide 23 - Diapositive
ZELFSTANDIG WERKEN
Wat?
Havo: opdracht 1, 2 en 3 (blz. 42-45)
Hoe?
Zet de antwoorden uitgebreid in schrift.
Maak de opdrachten zelfstandig. Vind je het echt nodig om te overleggen: doe dit dan op fluisterniveau.
Klaar:
Leer voor de toets. Dit kun je door in de online trainer.